De benoeming van onze minister van Onderwijs en Volkontwikkeling (Minov) heeft behoorlijk wat kritiek doorstaan vanuit de burgerij en het onderwijsveld toen bekend werd dat ze uit de zovele opties, die er voor handen lagen, uitverkoren werd om leiding te geven op een van de meest complexe en technologische ministeries. Wij vinden dat de minister in een opstartfase zit waarin in elk geval is gebleken dat ze vlot volledige zinnen kan uitspreken, evenals de vorige minister overigens. De minister heeft tot nu toe geen droom of visie gepresenteerd met betrekking tot het onderwijs. Ze genoot het voordeel van de twijfel desalniettemin, maar je krijgt het toch wel moeilijk als je merkt op welke wijze de minister tot de invulling van een directeursfunctie komt, dan breekt toch wel je klomp. De minister heeft in de media getracht de keuze op een naamgenoot van een NDP- minister enigszins te verantwoorden. De aanpak van de minister hoort echter meer thuis bij een minister van Cultuur dan een minister van Onderwijs. De minister voelde uitsluitend aan haar water hoe ver het moest gaan met de aanstaande directeur, met andere woorden de minister leek een paranormale ingeving te hebben gehad. Ze kwam ineens bij haar zinnen, kreeg een helder moment en dacht ‘waarom zij niet?’. Het lijkt zo’n beetje op een scene uit een thriller. De minister ontmoet een doodnormale onderwijsinspecteur drie keer en vanuit het niet kwam die ingeving. Ze wist gewoon dat die persoon de nieuwe directeur moest worden. Waarom, weet de minister niet te vertellen, vindt ze kennelijk ook niet belangrijk. Daarna volgde een gesprek en het klikte meteen. Om het in populaire termen te stellen ‘de minister kreeg een gro’skin, een skin firi’. Als we dit allemaal aanhoren, dan kunnen wij niets anders dan te stellen dat deze houding van de minister heel onprofessioneel is. Het past niet bij een minister van Onderwijs om skin’firi uitsluitend aan te halen als het argument om een complexe post als de directeur van Onderwijs aan te stellen. Hiermee wordt de samenleving in een lastig parket geplaatst. Hoe zal de samenleving zich opstellen als een minister verliefd wordt op een man of een vrouw en daarvan uitgaande ruimte ziet om opengevallen belangrijke vacatures in te vullen? Het signaal dat de minister uitzendt naar het veld dat zij moet beïnvloeden, is dat naar willekeur posten in organisaties ingevuld mogen worden. Een zinnig argument is daarvoor niet vereist.
Het Minov is een technisch ministerie. Er wordt al geconstateerd dat met gemak en in ruime mate geschikte kandidaten ter beschikking zijn om de functie van directeur te vervullen. De vraag rijst waarom de circulaire, waarin aan het personeel de benoeming wordt aangekondigd, de naam van de nieuwe directeur niet werd genoemd. Was de minister bang voor een deining op het ministerie uren voor de kennismaking? De vraagt rijst waarom de minister, die niet tot de best getrainde onderwijsmanagers behoort, ervoor kiest om een zwakkere functionaris als haar uitvoerende partner op het ministerie te kiezen. De minister heeft zoals wordt beweerd, gekozen voor een functionaris met wie zij kan samenwerken, dus niet iemand die meer capaciteiten heeft en constant de les voorleest. De minister wil voorkomen dat ze tot de conclusie komt dat in principe de directeur vanwege de capaciteiten beter minister had kunnen zijn. De minister wil zichzelf kennelijk in haar traject van minister niet ergens ontmoeten. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de bewindsman zoveel als mogelijk het directe contact, interactie en inbreng van onderwijstechnocraten zal vermijden.
De werkwijze van de minister wijst er voorts duidelijk op dat de minister geen prijs stelt op een partnerschap met het onderwijsveld. Op een ministerie van Minov, waar sectorgroepen zich duidelijk profileren, regelmatig een visie poneren en vragen naar partnerschap op basis van respect, is het een conditio sine qua non dat het veld eerst geconsulteerd wordt, voordat men tot grote aanstellingen overgaat. Een mogelijke verklaring voor het handelen van de minister is waarschijnlijk de omstandigheid dat ze politiek geen ruimte had om ‘neen’ te zeggen.
Wat verder weinig hoop geeft, is de mate waarin de nieuwe directeur verrast is met haar benoeming. De directeur heeft naar verluidt een niveau beduidend lager dan vele middelbare schooldirecteuren. Van deze directeur wordt waarschijnlijk niet verlangd dat ze meer zegt dan ‘ik houd van het onderwijs’. Uit de eerste reactie van de nieuwe functionaris blijkt dat ze nog geen alles overstijgend denken heeft ontwikkeld over het onderwijs. Dat zal zeker een paar jaren duren. Maar wellicht is een signaal van deze aanstelling ook dat de burgerij zich niet al te kritisch moet opstellen tegen dit koppel op het hoogste onderwijsniveau. Er is immers nu een Taskforce die alle belangrijke beslissingen in het onderwijs zal voorbereiden, formuleren en een aanzet geven tot uitvoering. Het koppel is er dan primair om op het uitvoerend niveau scholen operationeel te houden in termen van bevoorraden, salarissen uitkeren en dienstverleners uitbetalen. Met deze nieuwe situatie is de nieuwe minister van Minov niet de minister van de voorzitter taskforce. Het is nu tijd om na te gaan hoeveel waarde nog gehecht moet worden aan het Besluit Taakomschrijving Departementen. Maar een minister van Onderwijs die in haar besluitvorming meer doet denken aan een wonderdokter, wordt toch even wennen.