In 2015 zal het Surinaamse volk wederom naar de stembus gaan. Wat wij nu merken, is dat politieke partijen geruisloos hun kandidaten beginnen te verplaatsen. Zo wordt bijvoorbeeld vernomen dat het NDP-lid Rabin Parmessar zich in 2015 verkiesbaar zal stellen in Wanica en niet meer in Paramaribo waar hij daadwerkelijk woonachtig is. De wet zegt dat een kandidaat twee jaren voorafgaand aan de verkiezing woonachtig moet zijn in het desbetreffend district dat hij/zij wenst te vertegenwoordigen. Politicoloog Hans Breeveld zegt dat de wet het toestaat dat een kandidaat een bepaald district vertegenwoordigt, ook al is hij daar niet werkelijk woonachtig. Administratief moet hij wel in dat district woonachtig zijn. Hij noemt deze praktijk ‘de grote politieke leugen’. Breeveld is het niet eens met het betreffende artikel in de grondwet.
Vóór de tachtiger jaren waren al de Statenleden woonachtig in Paramaribo, terwijl zij vertegenwoordigers waren van de districten. In 1987 vond men dat de mensen woonachtig moesten zijn in het district dat zij vertegenwoordigden. Maar de ontwikkeling is niet overal gelijkmatig voortgegaan. Volgens Breeveld zou deze regel gelijk moeten lopen met de decentralisatie, maar dat is niet gebeurd. In bepaalde districten kan men met een bepaald ontwikkelingsniveau niet permanent wonen. Er is voor zo een persoon geen job in dat district. Dit heeft gemaakt dat mensen zich wel aldaar hebben ingeschreven, omdat in de grondwet staat dat je in dat gebied moet wonen en je hoofd- en werkelijk verblijf in dat district moet hebben. Dit is volgens Breeveld een discutabel punt. De politicoloog meent dat deze bepaling vanaf het begin achterhaald is.
Nederland heeft de betreffende situatie opgevangen door de landelijke evenredige vertegenwoordiging. In Suriname zouden wij volgens Breeveld uiteindelijk ook daartoe moeten komen. “Het maakt dan niet uit waar de mensen wonen, maar het hele land zou op die personen mogen stemmen.” De evenredige vertegenwoordiging per district brengt een beperking met zich mee: de kiezers kunnen niet stemmen op hun favoriet. Breeveld meent dat de wetsbepaling aan een evaluatie moet worden onderworpen. Anderzijds is deze voorziening overbodig, gelet op het feit dat in 1987 tegelijkertijd de districtsvertegenwoordiging werd ingesteld. De politicoloog zegt dat de kiezers de beste beoordelaars zijn, al gaan de kandidaten van het ene naar het andere district verhuizen. Zij beslissen uiteindelijk of zij op die persoon stemmen of niet.