De voorzitter van de Vereniging van Economisten hield ons kort geleden voor, dat wij verschrikkelijke tijden tegemoet gaan. Waarom en hoe, kregen wij niet te horen. De hoogleraar monetaire economie zegt ons volgens een krantenbericht nu het volgende: de stabiliteit van de economie en het dagelijks leven in Suriname zullen ontwricht worden door de recente forse lening van de regering bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS). “Dit is een vervelende situatie voor iedereen, ook voor de monetaire autoriteiten, en wij moeten met z’n allen proberen om hieruit te komen.” “Hij geeft een korte toelichting waarom dit zal gebeuren Te veel SRD’s in omloop zullen leiden tot prijsstijgingen.” Uit het bericht heb ik niet kunnen opmaken wat door de overheid gedaan moet of zou kunnen worden, om aan de toekomstige dramatische ontwikkelingen het hoofd te bieden.
Het zal wel aan mij liggen, maar het lukt mij niet om de catch te zien. Ik heb eerder al aangetoond dat de overheid op twee manieren mooi weer heeft gespeeld:
a. Door veel geld te lenen bij de centrale bank en dat in handen te stellen van mensen met een hoge marginale consumptiequote.
b. Door werken te laten uitvoeren door ondernemers zonder daarvoor te betalen. Om deze werken uit te voeren moesten de ondernemers geld lenen bij het bankwezen.
Een tijd terug hoorden wij, dat de overheid voornemens was de schulden ad a. om te zetten in langlopende schulden. De centrale bank krijgt staatsobligaties in ruil voor de leningen. Dat is een boekhoudkundige transactie. Er komt hiervoor geen extra geld in omloop.
We krijgen vervolgens te horen dat de overheid weer veel geld heeft geleend van de centrale bank blijkbaar om de ondernemingen ad.b te betalen. Het kan niet anders of deze gelden zullen onmiddellijk worden aangewend om de schulden die ze bij het bankwezen hebben gemaakt om de werken uit te voeren, terug te betalen. Deze gelden komen in de kassen terecht van het bankwezen. De monetaire expansie van de centrale bank wordt omgezet in een contractie door het bankwezen. Tenzij de centrale bank met de ontvangen obligaties op de markt komt of de banken overgaan tot vergroting van hun kredieten, vindt er dus geen netto geldexpansie plaats. Waar de prijsstijgingen dan vandaan moeten komen ontgaat mij dus. Misschien willen de heren mij daaromtrent inlichten. Dat wij toch barre tijden tegemoet gaan valt niet te ontkennen. Dat wordt ons ook regelmatig voorgehouden door de president. Hoewel ik geen bewonderaar ben van de man, moet ik toegeven dat hij gelijk heeft met zijn verontschuldiging, dat de crisis niet komt door zijn toedoen, maar door het buitenland dat weigert om ons behoorlijk te betalen voor onze spullen.
Er is meer op komst. De olieproducerende landen die jarenlang mooi weer hebben gespeeld door hun olieprijzen kunstmatig hoog te houden en bij gebreke van interessante beleggingsmogelijkheden het overtollige geld in goud hebben belegd, zullen binnenkort een koekje krijgen van eigen deeg. De westerse landen maken haast met de vervanging van fossiele energie door andere vormen van energie. Iran staat te popelen van ongeduld om zijn enorme olievoorraden te dumpen op de wereldmarkt. Er zal niets anders opzitten voor de huidige bezitters van al het goud, dan zich van hun goudvoorraden te ontdoen. Daar hebben de rijke landen nauwelijks belangstelling voor. Het zou mij niet verbazen als de goudprijs binnen een paar maanden onder de duizend dollar per troy ounce zal duikelen.
Als de klap bij ons aankomt, krijgen wij weer dezelfde toestanden als in de tachtiger jaren. Ik had verwacht dat professor Caram die dit alles heeft meegemaakt, aan de regering gezegd zou hebben: dit en dat moet je doen om dat te voorkomen. Dringi dresie waktie siekie. In plaats daarvan drijft hij de president die de bui ook ziet hangen in de richting van lieden die nauwelijks over de schutting van de economie hebben gekeken om hem uit te leggen wat hij moet doen. En van halfwas deskundigen die grossieren in kreten als: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen en van vakbondsleiders die hem adviseren om de lonen te verhogen waardoor de arbeidsproductiviteit zal toenemen als oplossing voor onze problemen.
Wat ik professor Caram en de Surinaamse intelligentsia kwalijk neem, is dat ze de geestelijke vorming van de mensen in dit land overlaten aan onbenullen die het vervolgens maken tot een intellectuele woestijn. In plaats van verhandelingen te produceren, die aantonen hoe de werkelijkheid in elkaar zit en die zouden kunnen leiden tot bedachtzaamheid, volstaan ze met uitroepen in de trant van: dit is niet goed en dat is niet goed. Daarom kon een zevenjarig meisje op de tv ook verklaren ‘Vene no boeng’. Men kan geen wolkenkrabber bouwen met de kennis om een hut te bouwen. Men kan geen cruiseschip bouwen met de kennis om een korjaal te bouwen. Mensen kunnen niet zo uit de bossen komen om de gemeenschap te vertellen hoe de democratie werkt. De dingen zijn niet zo eenvoudig Gelukkig zijn de tv-uitzendingen van Apintie “Kroetoe” geheten, waarin jongelui die nooit een zesbaansweg of een autotunnel hebben aanschouwd, vertelden hoe ons verkeersprobleem diende te worden opgelost, gestopt. In verband hierme een mop ter afsluiting. Een schoenenfabrikant stuurde een salesman naar Afrika om de markt te peilen. De man seinde al de volgende week. ‘Hier draagt niemand schoenen. Ik kom terug.’ De zakenman stuurde een andere salesman. Die seinde: ‘hier draagt niemand schoenen. Enorme markt. Stuur alvast duizend paar’. Misschien redeneren prof. Caram c.s., hier leest toch niemand, dus waarom zou ik iets schrijven. Zo houden ze zich ook buiten het strijdgewoel.
Mr.dr. W.R.W. Donner
(Oud-hoogleraar economie)