Er is op het arbeidsveld een djoegoedjoegoe gaande in Suriname. Dat vereist extra skills van de verschillende vakbonden, die direct en indirect in de ontstane situaties verwikkeld zijn. Prominent in het nieuws zijn de zaak van Suralco en haar contractors en Iamgold. Maar ook kleinere geschillen als die bij OW, Biza en nu Huize Betheljada trekken de aandacht. Wat de massaontslagen betreft, is de zaak van Greenheart een leerles. De administratieve afwikkeling van deze zaak is breed besproken in de media. Uit deze zaak moeten de bonden die betrokken zijn bij de massaontslagen in andere bedrijven lering trekken, maar ook de werkgevers. Opvallend zijn ook de ‘kleinere’ zaken bij OW, Biza en Beheljada. Uit een bestudering van deze cases blijkt dat de vakbonden zich onnodig door hun houding ongeliefd maken. Men gaat op een confrontatietoer, omdat men ervan uitgaat dat het zo hoort. Dat is een heel ouderwetse opvatting die nooit zal leiden tot duurzaam welzijn voor werkers. Van vakbondsvertegenwoordigers wordt verwacht dat ze op een modernere manier hun werk aanpakken. Er moet meer denkwerk eraan te pas komen en minder fysiek geweld. Er moeten toch stukken worden geschreven, met cijfers. Daarbij moet men gebruikmaken van ook de toepasselijke wetgeving en bepalingen uit bestaande afspraken. De manier waarop het nu aan toegaat, lijkt het alsof onze vakbondsmensen voor een deel uit wildwest-cowboys bestaat. Neem nu de vergaderingen die men op de terreinen van de overheid houdt tijdens werktijd. Ten eerste moet er daarbij toestemming zijn van de werkgever om tijdens werktijd een vergadering te houden. Dat is anders wanneer de werknemers formeel in staking (of beraad zoals we dat hier mooi verpakken) zijn. Is men in staking, dan mag men gaan vergaderen ook tijdens werktijd; de werkgever mag wel salaris inhouden. Of dat op het terrein mag, dat bepaalt de werkgever ook. Als er toestemming zou zijn, dan rijst ook de vraag hoe je omgaat met de eigendommen van de werkgever. Tot twee maal toe is in de krant verschenen een vakbondsleider die in principe bezig is geweest schade toe te brengen aan eigendommen van de werkgever, terwijl de man bezig was te oreren. Staan op een tafel die niet krasbestendig is en niet bedoeld is om op te staan en staan op balustrades van een balkon met zware boots kan aangemerkt worden als vernieling van de eigendommen van de werkgever. Ook geeft dat de indruk dat niet veel belang wordt gehecht aan orde en discipline van de leden. Overigens moet aan de betreffende ministers ook meegegeven worden dat ze behoorlijk debet zijn aan deze geëtaleerde houding van de bonden. Deze bewindslieden hebben vanuit de internationale regels en de nationale wetten nooit aan hun partners kenbaar gemaakt, dat een aantal handelingen niet mag en dat bij inbreuk sancties zullen worden getroffen. Het gebruikmaken van hun recht komt niet neer op het creëren van een wildwest-situatie. In alle regels wordt steeds rekening gehouden met de productie en de productiviteit van de organisaties. Vandaar dat tijdens een staking het de werkgever vrij is om over de niet gewerkte uren loon in te houden, iets dat in de samenleving bekend staat als no-work-no-pay. Sinds 2003 is het ook duidelijk gemaakt met een resolutie dat ook bij de ambtenaren bij een staking loon kan worden ingehouden. Daarbij is het irrelevant wie schuldig is aan het uitroepen van de staking. Het is de bonden dus aanbevolen om op een beschaafde wijze en met meer ratio en denkwerk hun werk te doen. De gedachtegang moet in elk geval gestructureerd en onderbouwd ook te lezen zijn. Wat de grote zaken betreft, zeiden we eerder dat de breed in de media uitgemeten zaak een eyeopener is geweest. Dit ontslag werd door Arbeid afgewezen, dus daaruit dienen werkgevers lering te trekken. We begrijpen dat er aan soortgelijke massaontslagen tijdig in overleg moet worden getreden met de werknemers, die op straat dreigen te belanden. De bond verklaarde in de media dat het ontbrak aan een afvloeiingsplan en een sociaal plan. Nu is onbekend in welke mate deze zaken bij wet zijn vereist, maar logischerwijs vloeit voort dat een afvloeiing zonder een plan op zich nog niet weloverwogen is. Met name het stuk van overleg moet niet worden onderschat. Werknemers die op straat belanden, komen in de clinch met het onderhoud van hun gezin. Bedrijven die nu actief zijn, moeten incalculeren hoeveel het om en bij zal kosten wanneer afgevloeid moet worden. Die reserves moeten ergens bewaard zijn. In het proces van onderhandelen zullen partijen het onderste uit de kan proberen te halen. De opdrachtgever die geen werkgever is, heeft in principe geen verplichtingen tegenover de werknemers van de contractorbedrijven. Verplichtingen kunnen er alleen zijn vanuit een overeenkomst tussen partijen op dit stuk of de zwaar ondergesneeuwde normen betreffende maatschappelijk verantwoord ondernemen die gelden voor grote bedrijven en multinationals.