Binnenkort hebben we weer Marrondag. Vermoedelijk weet buiten de Marrongemeenschap om, geen mens wat dat allemaal inhoudt. Het interesseert blijkbaar ook geen moederziel. De Marrons zelf zullen er ook niet al te veel van afweten. Ze lezen niet, dus zullen het fijne van de dingen zeker niet weten. Ze steunen op mondelinge overlevering en we weten hoe onbetrouwbaar dit kan zijn: meestal meer Dichtung dan Wahrheit: meer verzinsels dan werkelijkheid. De andere bevolkingsgroepen weten eigenlijk ook niet zoveel meer dan de Marrons. Ook zij lezen niet. Vraag maar aan wie dan ook, zelfs aan leerkrachten, of ze weleens van de schrijver Don Walther gehoord hebben wiens boeken op scholen in Londen, Nederland, de Antillen en Costa Rica gelezen en besproken worden. Men kan in elke bibliotheek in Nederland binnenstappen en vragen naar één van mijn boeken. Of Barbados, of Trinidad, of Costa Rica, of Curacao, of Aruba. Men hoeft niet zover te gaan. Internet is voldoende. Er zijn weinig Surinaamse schrijvers. Alleen al uit dien hoofde zou je verwacht hebben dat de mensen die talen doceren aandacht zouden besteden aan de werken van een man wiens boeken op Britse en Nederlandse scholen worden behandeld al was het maar om aan te tonen hoe slecht ze wel geschreven zijn. Steeds weer als ik aan een leerkracht vraag of die weleens een van mijn boeken gelezen heeft – het zijn er over de dertig – krijg ik te horen van niet. Vreemd. Bij mijn aankomst in Suriname besloot ik een nieuwe druk te verzorgen van mijn boekje getiteld ‘De Vrijheidsstrijd der Marrons in de achttiende eeuw in Suriname’ waarmee ik dacht duizenden mensen daarmee een plezier te doen. De meeste mensen zouden toch wel benieuwd moeten zijn naar het fijne van onze geschiedenis? Temeer waar het hier niet om een vernederende episode gaat. Nog geen driehonderd exemplaren gingen over de toonbank. In Nederland was destijds de eerste druk van 2000 exemplaren binnen een minimum van tijd uitverkocht. Niet aan Surinamers, maar voornamelijk aan Hollanders die ze als relatiegeschenk gaven aan landgenoten denkend hen daarmee een genoegen te doen. Ook in Barbados en Jamaica was de Engelse versie getiteld ‘The maroon wars in Suriname in the eighteenth century’ goed verkocht. Tegenwoordig is het drukken van boeken een fluitje van een cent. Je kunt zelfs tien exemplaren laten drukken liever gezegd laten fotokopiëren. Vroeger lag het minimum “drukpunt” bij 2.000 exemplaren.
De positie van de Marrons
De Marrons bestaan uit veel groepen en hebben welgeteld vier vrijheidsoorlogen gevoerd. Waarom deze mensen erop staan zichzelf als Marron aan te duiden, gaat mijn verstand te boven. Marron betekent immers ‘getemd vee dat tot de wilde staat is teruggekeerd’, van het Spaanse ‘cimarron’. Ik heb er vrede mee als een mens zichzelf ziet als vee en niet uit zijn vel springt als ik hem als zodanig aanduid.
De eerste groep kregen wij tijdens de oorlog tussen Engeland en Nederland toen Abraham Crijnsen ons land veroverde. Tijdens de oorlogshandelingen zagen talrijke slaven onder leiding van ene Jermes kans de benen te nemen. Ze betrokken hun hoofdkwartier in de buurt van de Lawa. Nadat de Britten zich hadden overgegeven, trokken ze weg met medeneming van hun hebben en houden. Ze namen alleen de “goede” slaven mee. Zieken, ouden van dagen etc. lieten ze achter. Die sloten zich aan bij Jermes. Ik vermoed dat de Matoeariers daarvan afkomstig zijn, maar weet dat niet zeker. Deze mensen moesten natuurlijk eten en vielen de plantages aan. Gouverneur Van Aertsen van Sommelsdijck die in 1684 een derde deel van ons land had gekocht van de West Indische Compagnie, die het zelf had gekocht van Zeeland voor 260.000 gulden, sloot vrede met Jermes. Hij beloofde periodiek Jermes en zijn mensen van voedsel te voorzien als ze ophielden met het lastig vallen van de plantages. Hij sloot ook vrede met de Indianen die het de plantages moeilijk maakten en moest bij die gelegenheid als blijk van goede wil met een dochter van het Indianen-opperhoofd trouwen. De geschiedenis vertelt niet wat zijn eigen vrouw daarvan vond. Misschien vond ze dat uit een oogpunt van staatsbelang wel goed.
Ik heb niet kunnen achterhalen of er een verdrag hieraan ten grondslag lag. Wat de Marrons overhielden was de gewoonte om hun hand op te houden. Je zou verwacht hebben dat Van Sommelsdijck zou gezegd hebben: ‘jullie leveren elk jaar zoveel houtblokken en daarvoor krijgen jullie rijst, houwers en dat soort zaken’. Maar dat ze zonder het leveren van een tegenprestatie alles kregen als een soort brandschatting om de plantages met rust te laten, is in hun genen gaan zitten. Dat eisen ze nog steeds: genoegdoening zonder tegenprestatie.
Mr.dr. W.R.W. Donner