Inleiding:
Rabin Parmessar, lid van de NDP, heeft tijdens een recent interview via radio ABC zijn visie gegeven op de verdeelde verantwoordelijkheden tussen verschillende overheidsdepartementen in Suriname. Met name de rol van LVV (ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij) en Openbare Werken kwam aan bod, evenals de begrotingsbeperkingen voor 2024 en 2025.
Parmessar benadrukte de complexiteit van infrastructurele projecten en stelde dat deze beter ondergebracht kunnen worden bij het ministerie van Openbare Werken, gezien hun expertise. Zijn analyse biedt een interessante kijk op hoe politieke en operationele beslissingen elkaar kruisen in tijden van financiële restricties.
Analyse:
Parmessar’s toespraak spitst zich toe op twee kernpunten: de institutionele competenties en de begrotingsrealiteit. Hij argumenteert dat de huidige taakverdeling tussen LVV en Openbare Werken niet optimaal is. Infrastructurele werken vereisen specifieke technische kennis die volgens hem beter past bij Openbare Werken. Dit is een belangrijke waarschuwing, vooral omdat de huidige begroting van 2024 beperkt is en creatieve financiële maatregelen nodig maakt om projecten uit te voeren.
De spanning tussen politieke ambities en financiële realiteiten komt duidelijk naar voren. De minister van Financiën wordt genoemd als iemand die zich zorgen maakt over de haalbaarheid van plannen die buiten de begroting vallen. Dit illustreert een patroon waarin politici beloften doen die moeilijk in te lossen zijn zonder extra middelen.
Parmessar wijst er ook op dat de overdracht van regeerverantwoordelijkheid in 2025 de druk verder zal vergroten, vooral als het gaat om salarisbetalingen en andere prioritaire uitgaven.
Daarnaast roept hij kritiek aan op de transparantie rondom contracten met aannemers, zoals “De Mensen”. Hij ontkent persoonlijke banden te hebben laten meespelen in eerdere beslissingen en vraagt om bewijs bij beschuldigingen. Dit laat zien dat hij zich bewust is van de politieke context waarin emoties en geruchten vaak de boventoon voeren.
Commentaar:
Parmessar’s analyse is relevant, maar ook controversieel. Hoewel hij terecht wijst op institutionele competenties en begrotingsbeperkingen, blijft de vraag of politieke wil of kennis tekortschiet bij het nemen van structurele beslissingen. Zijn oproep tot bewijs bij beschuldigingen verdient respect, maar kan ook worden gezien als een manier om kritiek af te weren. Het debat blijft spannend, vooral met de komende begroting van 2025 in het verschiet.