Volgens onderwijsfilosoof Hanna dienen scholen vooral als controle-instellingen, waarbij het bijbrengen van discipline en maatschappelijke normen centraal staat, niet authentiek leren. “Kinderen leren vooral om zich te conformeren aan regels, niet om kritisch na te denken”, stelt zij.
Een voorbeeld is het strakke lesrooster: leerlingen moeten constant schakelen tussen vakken, zonder diepgang. Ook het dragen van een uniform of strenge toetsregimes dwingen conformiteit af, terwijl creativiteit vaak wordt beperkt. Zo worden leerlingen bijvoorbeeld beoordeeld op het reproduceren van feiten, niet op het oplossen van complexe problemen.
Hanna wijst ook op de sociale controle: straffen voor te laat komen of het niet maken van huiswerk richten zich op gehoorzaamheid, niet op begrip. “Onderwijs zou moeten uitnodigen tot nieuwsgierigheid, maar het systeem onderdrukt dat juist”, aldus Hanna.
Haar visie roept vragen op over de rol van scholen. Is het doel werkelijk opvoeden tot zelfstandige denkers, of slechts het produceren van ‘goed functionerende’ burgers? Voor Hanna is het antwoord duidelijk: “Pas als we loskomen van controle, kan onderwijs écht transformeerend zijn.”