Terwijl internationale oliebedrijven zich haasten om Suriname’s zwarte goud te ontginnen, rijst een cruciale vraag: wie plukt straks eigenlijk de vruchten? Men heeft het over local content, investeringen en banen, maar wat betekent dit eigenlijk voor de gewone Surinamer met een gemiddelde opleiding en zonder specialistische skills?
Uitdagingen voor de horeca
Egon Von Foidl, voorzitter van Suriname Hospitality and Tourism Association (SHATA), trok recent aan de alarmbel: “We hebben een vraag naar ongeveer 2.500 mensen in de hospitality-sector. Er worden momenteel zeven nieuwe hotels gebouwd die samen zo’n 1.500 werknemers nodig zullen hebben. We hebben 250 gekwalificeerde chefs nodig. Waar vind ik 250 gekwalificeerde chefs in Suriname? Ik kan er nog geen tien vinden.“
Hij illustreerde dit grote probleem. Er komen duizenden banen bij, maar veel Surinamers hebben niet de juiste opleiding of ervaring. Investeerders willen snel personeel. Als Surinamers niet voldoen aan de vereiste kwalificaties, zullen buitenlandse arbeiders de openstaande functies invullen. Dit betekent dat een groot deel van de bevolking mogelijk buiten de economische voordelen van de oliesector blijft. Hierdoor zal de loonkloof groeien, als geschoolde expats meer verdienen, terwijl geschoolde Surinamers achterblijven.
Les uit buurland Guyana
Guyana heeft een vergelijkbare olieboom doorgemaakt en laat zien dat olie-inkomsten niet automatisch sociale welvaart betekent voor de doorsnee burger. Goed bestuur en tijdige investeringen zijn cruciaal.
Voor Suriname is dit een belangrijk moment om te bepalen hoe de samenleving maximaal kan profiteren. Er moeten investeringen komen in beroepsonderwijs, trainingen en certificeringsprogramma’s om ervoor te zorgen dat Surinamers klaar zijn voor de banen die de olie- en gassector en bijbehorende industrieën zullen creëren. Anders blijft de gemiddelde burger toekijken terwijl buitenlandse werkers en investeerders de grootste winsten opstrijken.
SD