Karel Eckhorst, hoofdonderhandelaar bij de gesprekken tussen het Kabinet-Santokhi en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), neemt een duidelijke positie in over de voortgang van het stabilisatieprogramma dat in 2020 werd ontworpen. Met een economie die destijds diep in crisis verkeerde, ziet Eckhorst de samenwerking met het IMF als een noodzakelijke stap om de macro-economische problemen van Suriname aan te pakken. Ondanks kritiek op de toename van de nominale schuld en de financiële lasten voor het land, betoogt hij dat de houdbaarheid van de schuld aanzienlijk is verbeterd. Hier volgt zijn visie op het programma en de resultaten tot nu toe .
Eckhorst: “Zonder IMF waren de inspanningen voor de samenleving veel groter geweest”
Volgens Eckhorst moet men bij de beoordeling van het IMF-programma uitgaan van het vertrekpunt in 2020. “De economie zat in een enorme dip”, legt hij uit. “We hebben toen kennissen getallen gezien die we nog nooit eerder in de contemporaine economische geschiedenis van Suriname hadden meegemaakt.”
De inflatie bedroeg 60,7% aan het eind van 2020, terwijl de internationale reserves op een historisch laag niveau stonden. Bovendien groeide de economie voor het eerst in de Surinaamse geschiedenis met min 16%, wat betekent dat 16% van het nationale inkomen door de crisis was verdwenen.
“Je kunt mensen nog steeds horen discussiëren over of Suriname wel of niet met het IMF had moeten samenwerken”, aldus Eckhorst. “Maar vanuit een zakelijk perspectief gezien, zonder IMF zou de samenleving veel grotere inspanningen hebben moeten leveren om deze problemen te corrigeren.”
“Schuld is niet alleen een kwestie van nominale hoogte”
Een veelgehoorde kritiek op het IMF-programma is dat Suriname daardoor juist méér schulden heeft opgebouwd, omdat de leningen niet gratis zijn en uiteindelijk terugbetaald moeten worden. Ook wordt er gewezen op de herstructurering van de Oppenheimer-leningen, die volgens critici slechts ‘geparkeerd’ zijn en niet daadwerkelijk zijn afgelost. Eckhorst wijst dit standpunt resoluut van de hand.
“Dat is een van de grootste misvattingen”, benadrukt hij. “Je kunt op verschillende manieren naar schuld kijken. Als je alleen naar de nominale hoogte kijkt – zoveel miljard hier, zoveel miljard daar – dan zeg je al snel dat er niets is betaald en niets is gedaan. Maar wij kijken naar de houdbaarheid van de schuld, en dat is cruciaal.”
De houdbaarheid van de schuld wordt volgens hem bepaald door de vermeerde verdiencapaciteit van de economie, gemeten aan de hand van het nationaal inkomen. Terwijl de schuld in 2020 nog 150% van het nationaal inkomen bedroeg, is deze inmiddels gedaald naar ongeveer 80%.
“Internationaal wordt vaak een benchmark van rond de 60% gehanteerd”, legt Eckhorst uit. “Maar als je ons oorspronkelijke prognose in 2020 bekijkt, hadden we voorspeld dat de schuld in 2024 op 122% zou staan. In plaats daarvan zien we nu al een niveau van 80%. Dat is een enorme verbetering.”
Conclusie volgens Eckhorst: Vooruitgang in moeilijke omstandigheden
Hoewel het IMF-programma niet zonder slag of stoot is verlopen en kritiek blijft bestaan, ziet Eckhorst de resultaten als een bewijs van vooruitgang. “De macro-economische correcties die nodig waren, vragen tijd en inspanning, vooral in een klein, lager ontwikkeld land zoals Suriname”, aldus de onderhandelaar. “Maar we hebben laten zien dat stabilisatie mogelijk is, zelfs in een situatie die zo complex en uitdagend was als die van 2020.”
Voor Eckhorst is het glashelder: zonder het IMF zou de situatie voor Suriname veel zwaarder zijn geweest. En hoewel de weg naar volledig herstel nog lang is, bieden de huidige cijfers volgens hem reden tot voorzichtig optimisme.