Suriname kent een zeer rijke biodiversiteit en wordt terecht het groenste land ter wereld genoemd. Het land wil zijn status als een van ’s werelds groenste land behouden, maar heeft te maken met een aantal uitdagingen die binnen niet al te lange tijd verandering in zijn status kunnen brengen als groenste land.
Dit staat in de Memorie van Toelichting van de Wet Duurzaam Natuurbeheer die dinsdag voor behandeling op de agenda was gebracht bij De Nationale Assemblee.
De ontbossingsgraad is in Suriname de afgelopen periode toegenomen met een factor 5 (dus 5 maal) in de afgelopen 15 jaren. De ontbossing in Suriname is gestegen van ongeveer 0.02% in de periode 2000-2009 tot 0.1% in 2014-2015. De belangrijkste directe oorzaken van ontbossing in volgorde van mate van effect in Suriname vanaf 2000 tot 2015 waren mijnbouw (73%), wegeninfrastructuur (15%) en verstedelijking ( het aanmaken van woongemeenschappen 4%). Deze toename in ontbossing heeft maatschappelijke consequenties voor het land Suriname.
Ten eerste is er de verstoring dan wel vernietiging van de unieke biodiversiteit.
Ten tweede veroorzaakt de ontbossing de vernietiging van woon- en leefgebieden van in stamverband levende gemeenschappen (oftewel de indigenous and tribal peoples, de inheemse en tribale volken, oftewel de inheemsen en de marrons) en de sociale structuur van deze gemeenschappen of volken.
De ontbossing creëert conflictsituaties die de duurzame ontwikkeling van het land in de weg staan. Bij duurzame ontwikkeling denken we aan de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.
De regering zegt in het kader van de behandeling van de Wet Duurzaam Natuurbeheer dat het noodzakelijk is dat er een groene groei van het land wordt bevorderd en de condities daartoe geschapen worden. Groene groei zal namelijk helpen de economie te diversifiëren zodat Suriname niet langer afhankelijk is van wereldmarktprijzen van olie en goud. Groene groei zal zorgen voor een meer inclusief economisch beleid. Even belangrijk is dat het zal bijdragen aan het behoud van de unieke biodiversiteit en natuur voor de huidige en toekomstige generaties, bescherming van woon- en leefgebieden van in stamverband levende gemeenschappen en dat Suriname wederom zijn voorhoederol in natuurbeheer kan spelen. Echter is daarvoor onder andere nodig dat de huidige natuurbeschermingswetgeving wordt gemoderniseerd.
De Natuurbeschermingswet dateert van 1954 en is een reflectie van de toen heersende tijdgeest die prioriteit gaf aan conservering van natuurlijke hulpbronnen. De Wet Duurzaam Natuurbeheer regelt de aanwijzing van natuurreservaten. Behalve natuurreservaten, kent Suriname nog andere typen van beschermde gebieden, te weten bijzondere beheersgebieden, speciaal beschermd bos en een natuurpark die elk hun eigen juridische grondslag hebben.
Analyses hebben uitgewezen dat de wetgeving die ten grondslag ligt aan beschermde gebieden vele tekortkomingen heeft en niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Rechtsbescherming van belangengroepen is nog niet adequaat geregeld. Bij economische activiteiten is een milieu-effecten-rapportage niet verplicht gesteld. Naast de wettelijke instrumenten blijkt in de praktijk dat het beheer van deze beschermde gebieden veel te wensen overlaat, onder andere vanwege de gebrekkige capaciteit en de ’top-down’ benadering die stamt uit de vorige eeuw, aldus de regering. De huidige beheersstructuur voor beschermde gebieden in Suriname is namelijk gebaseerd op een systeem, waarbij de centrale overheid belast is met de besluitvorming.
Vooralsnog zijn er geen formele institutionele mechanismen die de betrokkenheid van belanghebbenden in het beheer van deze gebieden reguleren. Dan denken we zeker aan de inheemse en tribale volken. Echter noodzaakt de praktijk wel een aangepaste vorm van beheer waarbij de verschillende belanghebbenden worden betrokken.
In de praktijk is ook gebleken dat bij het instellen van beschermde gebieden onvoldoende rekening is gehouden met lokale gemeenschappen die afhankelijk zijn van deze gebieden. Daarnaast staat de nationale wetgeving niet los van de ontwikkelingen in het internationale milieurecht.
Binnen het internationaal recht is de afgelopen decennia een duidelijke ontwikkeling waar te nemen waarbij van de traditionele gedachte van conservering van natuurlijke hulpbronnen overgaat in duurzaam beheer middels een geïntegreerde benadering.
Sinds de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet in 1954 is Suriname ook partij geworden van een aantal regionale en mondiale verdragen gericht op de bescherming van de biodiversiteit. Een aantal verplichtingen voortvloeiende uit deze verdragen, evenals internationaal aanvaarde principes zijn nog niet geïncorporeerd in de nationale wetgeving. De Wet Duurzaam Natuurbeheer heeft nu een aantal moderne gezichtspunten. Ten eerste wordt de natuur gezien als een natuurlijke hulpbron (product) waarvoor betaald dient te worden. De natuur is een investeringsobject. Er dient erkenning te zijn van de intrinsieke waarde van de natuur voor de inheemse en tribale volken en de bijdrage die zij leveren aan de bescherming daarvan. Deze volken hebben recht op toekenning van voordelen van de opbrengsten uit de natuur.
De huidige situatie ten aanzien van natuurbeheer, zoals uitgevoerd door de Dienst ’s Lands Bosbeheer, is zeer onbevredigend. De noodzaak is ingezien om natuurbeheer te verzelfstandigen en daartoe een afzonderlijke rechtspersoon sui generis in het leven te roepen. Ter verwezenlijking hiervan wordt middels deze wet de Suriname Natuurbeheer Autoriteit (SNA) ingesteld. De wet regelt de institutionele structuur voor natuurbeheer waarvan naast de SNA, ook de Milieu-minister en de Milieubescherming Commissie een rol spelen.
Inheemsen en andere in stamverband levende gemeenschappen dienen beschermd en tegelijkertijd betrokken te worden bij het instellen van beschermde gebieden. Hierbij zal er gebruik worden gemaakt van de internationaal gehanteerde FPIC procedure. Deze procedure gaat uit van voorafgaande goed geïnformeerde consultaties ter verkrijging van de instemming van de inheemse en tribale volken over schade, verstoring, vervuiling, uitdagingen, gevaren, kansen en voordelen en compensaties in geval van economische activiteiten in of nabij gebieden die ze bewerken en bewonen.
De behandeling van dit ontwerp kan weer stuiten op verzet van de inheemse en tribale volken, omdat ze als leefgemeenschappen en niet als volken in het ontwerp zijn aangeduid. Dit is gemakkelijk op te lossen en te wijzigen.
De bedoelingen van de wet zijn oprecht, dus hopen we op een goede afloop.