Tijdens de heilige maand Ramadan, een periode van vasten, reflectie en spirituele groei, wordt de essentie van jihad vaak verkeerd begrepen door westerse samenlevingen.
Veel mensen associëren het woord “jihad” met geweld of oorlog, maar in de islam heeft het een veel diepere en genuanceerde betekenis.
Jihad betekent letterlijk “strijd” of “inspanning”, en verwijst vooral naar de innerlijke strijd die een moslim voert om dichter bij God te komen. Deze vorm van jihad, ook wel de “grote jihad” genoemd, richt zich op zelfverbetering, het overwinnen van negatieve eigenschappen zoals trots en hebzucht, en het nastreven van een rechtvaardig en zorgzaam leven. Tijdens Ramadan wordt deze spirituele strijd extra benadrukt, omdat vasten een manier is om discipline te ontwikkelen en compassie te tonen voor minderbedeelden.
Een ander aspect van jihad is de fysieke verdediging, de “kleine jihad”. Dit mag echter alleen plaatsvinden onder strikte voorwaarden: als er sprake is van rechtvaardige zelfverdediging tegen onderdrukking of onrecht. De Koran stelt duidelijk dat agressie verboden is en dat het doel van eventueel geweld uitsluitend mag zijn om onschuldigen te beschermen (Koran 2:190). Een historisch voorbeeld hiervan is de slag bij Badr, waar moslims zichzelf moesten verdedigen tegen een aanval van hun vervolgers.
Helaas wordt jihad vaak misbruikt door extremistische groeperingen om hun daden te rechtvaardigen, wat leidt tot een vertekend beeld in het Westen. Terwijl jihad in essentie een positief concept is, gericht op persoonlijke groei en gerechtigheid, wordt het ten onrechte gelijkgesteld aan terrorisme.
Door de ware betekenis van jihad te begrijpen, kunnen we bruggen bouwen tussen culturen en een genuanceerder beeld van de islam creëren. In de geest van Ramadan draait het uiteindelijk om vrede, vergeving en verbondenheid.
Bilal