Wil de Surinaamse kiezer op de oude voet doorgaan en dus dobbelen met zijn toekomst of wil hij het pad van transformatie en structurele zelfvernieuwing op.
De kiezer wil werk, koopkrachtbehoud dan wel koopkrachtversterking, een einde aan de criminaliteitsgolf, beter onderwijs, betere huisvesting, betere infrastructuur, kortom goede woon-werk en leefomstandigheden en perspectief op een goede toekomst. Als de kiezer dat echt wil dan zal ze achter politici moeten staan die in staat geacht moeten worden economische prestaties te kunnen leveren.
Dat vereist leiderschap die over een aantal kundigheden moet beschikken die verder reiken dan het houden van toespraken, reisjes maken en handjes schudden.
Immers in een anti globaliserende omgeving is deskundig manoeuvreren vereist, want kleine landen met open economieën worden geconfronteerd met krimpende beleidsmarges. De liberalisering van markten ligt ten grondslag aan de sterke groei van de wereldhandel. Wij kunnen daar niet op inspelen want er is geen exportbeleid, geen industriebeleid dan wel geen ontwikkelingsbeleid te bespeuren. Door de toetreding tot de Caricom zijn de meeste onderlinge handelsbelemmeringen verdwenen en algemene regels voor mededinging van kracht geworden.
Wat leert de ontwikkelingshistorie ons?
Slechts een klein aantal landen uit de derde wereld is in staat geweest zich op te werken tot de categorie van ontwikkelde landen. En ze hebben het allemaal gedaan dankzij uitzonderlijk goed leiderschap.
Socrates vond dat mensen moeten worden geleid door degenen met de grootste kennis, vaardigheden en deugden, en die een diepe kennis van zichzelf bezitten.
Als het tot stand brengen van economische ontwikkeling zo makkelijk was dan zouden er nu geen arme landen meer zijn.
Deze constatering vestigt de aandacht erop dat leiderschap zonder kennis en kunde gedoemd is te falen.
De situatie waarin veel derde wereld landen verkeren en waarin Suriname ook verkeert is die van een ontwikkelingsland met een leiding bij wie het besef ontbreekt dat de hoofdtaak van de leiding bestaat uit het realiseren van sociaal economische ontwikkeling.
Wat zijn de kenmerken van het Surinaams politiek leiderschap
- Populistisch leiderschap; gekenmerkt door populistisch beleid, slecht financieel economisch management, veel openlijke corruptie, weinig beleid gericht op het realiseren en bestendigen van sociaal economische ontwikkeling. De regeringsperioden onder leiding van Bouterse en Wijdenbosch zijn daar voorbeelden van. Er zijn wel goede zaken tot stand gebracht in deze perioden. Het bouwen van de bruggen over de Suriname- en de Coppenamerivier is geen initiatief van hun leiderschap, maar van ondergetekende geweest. De PALU ontwikkelingsfilosofie van kleinschalige en beheersbare resource based projecten, lag aan de basis van de oprichting van Staatsolie in 1980 en van Para Industries in 1985.
- Laissez faire leiderschap in combinatie met het creools nationalisme; zaken worden op hun beloop gelaten, reactief management, slecht financieel economisch management, bedekte corruptie, weinig beleid gericht op het realiseren en bestendigen van sociaal economische ontwikkeling. Begunstiging van de creoolse achterban. Tijdens de NPK (Nationale Partij Kombinatie) periode zelfs een beleid gericht tegen wat gezien werd als de “hindoestaanse overheersing”. Daarvan is als restant ideologie nog steeds gebleven een anti landbouw accent in wat doorgaat als ontwikkelingsbeleid, en een voorkeur voor de mijnbouw. De regeringsperioden onder leiding van H.A.E Arron en R.R.Venetiaan zijn voorbeelden van deze bestuursstijl.
- Technocratisch leiderschap. Bestuur gericht op het bestendigen van de democratie en haar instituten en gekenmerkt door weinig ideologische franjes. De perioden onder leiding van H.Chin A Sen en R. Shankar zijn voorbeelden geweest van dit type leiderschap. Beiden hadden de leiding in perioden van overgang naar andere maatschappelijke en bestuur politieke systemen. Beiden werden door militairen opzij geschoven.
Richard B Kalloe