Op de dag van de staatsgreep werden tenminste vijf mensen om het leven gebracht door de militairen. Voor een exact aantal is te weinig onderzoek gedaan. Die dag werden luitenant Ignatius Antonius van Aalst en sergeant-majoor Alfred Jacques Comvalius op hun posten doodgeschoten. Toen twee politieagenten poolshoogte namen, werd agent Mohamed Ramdjan Soeltan doodgeschoten en raakte zijn collega zwaargewond.
Tijdens de beschietingen vanaf een marineboot op het politiebureau vielen twee burgerdoden, mogelijk van Ghanese nationaliteit. De gevolgen voor de familie Soeltan waren dramatisch. Zijn vader kreeg tijdens het schoonmaken van het graf van zijn zoon een hartaanval en overleed in het ziekenhuis. Gekweld door emoties pleegde zijn moeder daarna zelfmoord. Zijn weduwe en kind vertrokken naar familie in Nederland, omdat er voor hen geen opvang was.
Sinds begin 1980 was het onrustig in het land en met name binnen de Surinaamse Krijgsmacht (SKM), bij het naderen van de voor 27 maart 1980 aangekondigde verkiezingen. Een groep van 240 militairen, onderofficeren en korporaals (totaal meer dan een kwart van het Surinaamse leger), die bij een actie van de niet-erkende militaire vakbond Bond van Militair Kader (Bomika), waarbij een smeulend conflict over salariëring escaleerde, het vertrouwen in de legerleiding had opgezegd, was op 30 januari 1980 door de militaire politie en de oproerpolitie uit de Memre Boekoe-kazerne te Paramaribo verwijderd, waarna zij zich verzamelden in het George W. Streepy Stadion.
De bond beschuldigde de legerleiding en met name kolonel Yngwe Elstak en zijn adjunct luitenant-kolonel R.Essed ervan aan de vooravond van de verkiezingen “handelingen tegen de regering uit te lokken”. Bestuursleden van de vakbond werden gearresteerd. Premier Arron noemde tijdens een persconferentie de actie een “staatsgreep”, “omdat ze de democratische staat Suriname bedreigt”.
De vlam sloeg in de pan toen drie sergeanten op verdenking van insubordinatie werden gearresteerd en vastgezet in het Hoofdbureau van Politie; zij konden zware straffen tegemoet zien, maar zover kwam het niet.
Op de vroege ochtend van maandag 25 februari 1980 werd de Memre Boekoe-kazerne ingenomen door opstandige militairen. Ook werd het gebouw van dagblad De West ingenomen. Daarna begonnen beschietingen van het Hoofdbureau van Politie. President Ferrier droeg via zijn adjudant telefonisch de vechtende partijen op om het schieten te staken en de sergeanten namen de macht over in Suriname. In Paramaribo werd de avondklok afgekondigd.
Suriname kent een gewelddadige geschiedenis waarin we niet verschillen van veel landen in de America’s. Zuid-Amerika werd gekoloniseerd door Europeanen en de inheemse volken, die door de voormalige voorzitter van de NDP indianen werden genoemd, waren daar het slachtoffer van. Ze werden verdreven en vermoord, ze werden uitgeroeid en vond er ook genocide plaats. Daarna maakten dezelfde Europeanen andere mensen van mens tot bezit ontnamen hen alle waardigheid. De nazaten van deze mensen zitten nog met de naweeen van de slavernij, dat zie je bijvoorbeeld in hoe ze met andere groepen en intern met elkaar omgaan.
Na de afschaffing van de slavernij werd een lichte vorm voortgezet tijdens de immigratieperiode.
De groepen werden niet gestript van hun waardigheid en identiteit waardoor ze op een andere manier in Suriname wortel schoten. Na de onafhankelijkheid is de gewelddadigheid doorgegaan maar nu door Surinamers op Surinamers. De enige gewelddadige periode was die waarin de militairen een rol van betekenis speelde.
Het was in de periode 1980 – 1987 en ook in een naperiode die duurde tot het begin van de daaropvolgende jaren ’90. De periode van gewelddadigheden vanuit de militairen hield duidelijk op in het midden van dat decennium. De cultuur van geweld is doorgesijpeld in de partij die uit de militaire dictatuur is voortgekomen.
Er zijn regelmatig geluiden dat bepaalde figuren in die gelederen anderen hebben ‘geklapt’. Er zijn geluiden van bekende mensen met een grote mond die zijn geklapt. Het klappen gebeurde in informele en formele sfeer. Degenen die zo een behandeling moesten ondergaan, moesten eerst hun kleren recht zetten, hun tranen en zweet vegen, hun gezicht ‘goed zetten’ en dan in Hollywood style met een keurige glimlach de kamer uitttreden alsof men een heel plezierige tijd binnen had doorgebracht. Er zijn jongeren die de periode van de militaire dictatuur niet hebben meegemaakt, ze hebben alleen ervan gehoord vanuit een gekleurde hoek en ze hebben beperkt ook het een en ander gelezen. Deze jongeren verlangen naar een terugkeer van die periode, want dan kan op een andere manier met politieke vijanden die hardnekkig zijn als onkruid, worden afgerekend. Maar de militaire dictatuur was een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.
De donkerste bladzijden zijn de binnenlandse oorlog, de 8 decembermoorden, de Moiwana slachtingen en alle andere liquidaties onder en door de militairen.
Wij hebben een verantwoordelijkheid om aan onze jongeren die de staatsgreep romantiseren, duidelijk te maken dat wij nooit terug moeten gaan naar zo een periode. Het is niet een traject op weg naar ontwikkeling en groei en welvaart voor de mensen die in het land wonen. Een cultuur van geweld roept geweld op. De geschiedenis van de coup ligt daar, het was van ons door ons. En de externe beïnvloeding is er altijd.
Wij hebben de fouten gemaakt, ook de regering van toen door geen inspraak te geven aan militairen over hun arbeidsomstandigheden of door geen vakbond van militairen te erkennen. Was er overleg geweest, dan hadden de militairen de wind uit de zeilen genomen om acties te ondernemen.
De les is om alle groepen van mensen in de samenleving te kennen en iedereen inspraak te geven. De les is om in de democratie oprecht te blijven praten en elke vorm van geweld en intimidatie af te wijzen. De les is ook dat we in de grondwet blijven geloven en dat we oprecht ernaar leven. Daaruit moet dus blijken dat we bijvoorbeeld nooit voor geen enkel doel racisme en haat moeten prediken. En dat wij als samenleving, wanneer dat openlijk gebeurt, hetgeen is gebeurd nooit moeten bagatelliseren.
(Foto: links Alfred Comvalius / boven: Ignatius van Aalst / onder: Ramdjan Soeltan)