Alle inheemse dorpen, c.q. woongebieden moeten structureel betrokken worden in het economisch ontwikkelingsbeleid van de Surinaamse overheid. Hiervoor kunnen verschillende modellen worden aangedragen, maar ik geef hier een voorbeeld van een mogelijk ontwikkelingsmodel.
Wij gaan uit van het gegeven dat de inheemse gemeenschappen beschikken over grote arealen grond. Met dit bezit kunnen in alle dorpen coöperaties worden opgericht. In coöperaties kunnen de dorpelingen zich bundelen tot een krachtige, realistische economisch entiteit met een solide fundament.
Omdat het de inheemsen ontbreekt aan de nodige financiën, de kennis en equipment, zal de overheid bij de start en implementatie de regie in handen hebben. Dit betekent dat de overheid alle dorpen helpt met het maken van de statuten niet alleen, maar de eerste inleg doet in de coöperatieve dorpskas. Hiermee kan alle verdere papierwerk worden afgemaakt en wordt het kantoortje van de coöperatie opgezet. Elk dorp kan middels hun coöperatie een bepaalde economische activiteit ontplooien, bijvoorbeeld: de landbouw (grond zat), meubel (hout zat) – of keramiek (klei zat) bedrijfje. De dorpelingen beginnen hun eigen inkomsten te genereren. Ze kunnen hierdoor hun kinderen beter onderwijs bezorgen, huisvesting verbeteren, eigen vervoer en telefoon aanschaffen, recreatieve en culturele organisaties oprichten en stabiliseren ,etc. Het gevolg is, het hele dorp verandert en gaat vooruit. Maar vooral: hun sociaal-economische status verandert gestaag. Hun afhankelijkheid van de staat en anderen zal steeds meer afnemen, terwijl hun vertrouwen in de overheid weer zal groeien. Immers, de overheid heeft de mogelijkheden te zorgen voor opkoop van de producten voor de nationale consumptie, als ook voor export naar bv. het Caraibsch gebied.
Bij dit structureel economisch beleid is heel belangrijk het opstarten van een landelijk zonnepanelenproject voor alle grote dorpen, tot onze zuidgrens. Dit is belangrijk voor de bedrijven, educatie, communicatie, toerisme en digitale mogelijkheden voor deze bewoners. Een belangrijke vraag in dit kader: Hoe zal de overheid de inheemsen structureel laten arbeiden in de gas-en-olie industrie ?
Het tweede en grootste punt van onbehagen bij de inheemsen is het maar niet kunnen of niet willen oplossen van de rechten op hun woongebieden door de overheid. Het doet me goed te mogen vernemen dat de huidige regering dit vraagstuk voor de verkiezing van 25 mei zal oplossen.
Ik wens de inheemse leiders in deze onderhandelingen heel veel sterkte en wijsheid toe. Want het is een markant besluit dat genomen zal worden voor nu en de toekomst van ons en alle Surinamers. Tolerantie, realisme en ons allen Surinamer zijn, met onze voorvaderen voorop, moeten wij tot een langdurige oplossing komen voor het voortbestaan van onze woongebieden.
Bij de inheemsen heeft nog steeds de mening postgevat dat de diverse overheden politiek met hen speelt t.a.v. de rechten op de grond. Hun wantrouwen in overheden is natuurlijk begrijpelijk.
Maar ik zal ook niet ontkennen dat deze kwestie een heel complexe aangelegenheid is, een enorm dilemma. Hoe moet een Surinaamse overheid dit recht van de inheemse en tribale volken oplossen, zonder de overige/andere Surinamers te kort te doen in een democratisch land als Suriname?
De complexiteit is van dien aard dat zelf een ‘indiaanse’(u weet wel: a pikin….) president, die voor veertig jaren alle politieke macht in handen had, dit vraagstuk niet heeft kunnen oplossen.
Daarom roep ik deze regering, als ook de nieuwe overheid na 25 mei, op om de knoop door te hakken. Laten wij in woord en daad onze republiek inhoudelijk en wettelijk vernieuwen. Traktaten uit bijv. 1760, die de toenmalige koloniale overheden met onze voorouders sloten, zijn niet meer van deze tijd. De bevolking van Suriname in de 16e of 17e was verdeeld: planters in de kust en de inheemsen en marrons in het verre binnenland, waar geen enkele stedeling kwam. Deze traktaten waren vredesverdragen, nu moet het om verdragen gaan waar wij sociaal en economisch elkaar moeten kunnen tolereren en samenwerken. De nieuwe grondwettelijke afspraken moeten bij alle Surinamers bekend zijn: de vissers, de jagers, de houthandelaar, de ondernemer, de goudzoeker, maar ook de wandelaar/kampeerder en de toerist.
Samenvattend is mijn mening daarom dat het vraagstuk van de grondenrechten van de inheemsen en tribale volken niet los kan worden gezien van het tegelijkertijd aanpakken van de economische ontwikkeling van deze woongemeenschappen. Alleen dan is het mogelijk om hun volledige vertrouwen terug te winnen, middels de weg van overleg in wederzijds vertrouwen!
Abahang kiba,
TECUMSEH