Er is in Suriname terecht een verhoogde interesse voor het Spaar- en Stabilisatiefonds dat in 20717 werd opgericht. De bedoeling van dit fonds is dat wanneer de niet-duurzame mijnbouwsector weer een opleving kent, door marktprijzen of schaalvergroting, automatisch een deel van de staatsinkomsten in een fonds komt. Dit fonds heeft heel simpelweg uitgelegd een tweeledig karakter. Het is onder andere bedoeld om te dienen als de graanschuur zoals de Egyptenaren dat in de Bijbelse tijd aanlegden onder aanvoering van de kundige leider Jozef. De graanschuur ter gunste van Egypte en naar later bleek ook van verder af gelegen volkeren zoals de familie van Jozef – die als slaaf in de Egyptische hofhouding tewerk was gesteld – was bestemd voor de 7 magere jaren die hij overigens ook zelf had voorspeld middels een droomuitleg.
Het SSF heeft dus een consumptief element voor de moeilijke jaren van negatieve volatiliteit op de grondstoffenmarkt, iets dat ons laatste in een lange precaire situatie heeft gebracht waaruit wij nog aan het klimmen zijn.
Maar het fonds heeft naast de consumptieve ook een duurzaamheids element: dat van investeren in duurzame sectoren om te diversifiëren en de basis van de economie te verbreden. In feite is dat de grootste uitdaging van de olie- en gassector.
Het vieren van feest met het geld met projecten als ‘royalty’s for everyone’ is gemakkelijk, maar daarmee zijn wij als samenleving niet gediend. Wij zijn als samenleving gediend als met de inkomsten, met behulp van goede invetseringsdeskundigen die wij in huis niet hebben, degelijke plannen worden gemaakt om andere sectoren te ontwikkelen. En daarbij moet tegelijk Suriname een nieuwe migratiepolitiek gaan ontwikkelen omdat het overgrote deel van Suriname moet worden getraind, maar al getraind zijnde niet in staat zal zijn om al de banen in de duurzame sectoren te gaan invullen. Waarschijnlijke om de massa te bekoren die belust is op pakketten en gratis middelen uit de staatskas, staat in de wet die de SSF regelt, de consumptieve sfeer als eerste vermeld. Dat betekent dus dat in de magere jaren de gespaarde gelden worden opgesoupeerd.
Eigenlijk moet Suriname 2 fondsen hebben waardoor de doelen niet fundamenteel van elkaar verschillen, niet met elkaar in de clinch raken. Het SFF moet worden een investerings en verduurzaming fonds langs de lijnen van de vergroening van de economie. Daaronder vallen ook de inspanningen om de Surinaamse publieke en private sector productiever te maken.
Verder is een massale campagne om alle Surinamers competent te maken, onderdeel van dit geheel evenals het financieren van studiebeurzen aan Surinaamse kinderen tot en met de middelbare school en een speciaal programma voor hbo, bachelor en master. Daarnaast moet er ook een echte spaarfonds komen als appel voor de dorst.
Nu is er in DNA een wetsvoorstel dat te maken heeft met een concretisering van de consumptieve sfeer. De ministers van Financiën en die van BIBIS hebben enkele maanden terug aangegeven dat ze successen hebben geboekt met het onderhandelen van een schuldherschikking deal van ongeveer een half miljard met de Oppenheimer crediteuren.
Verder is recent gemeld een zogenaamd tweede succes van de schuldherschikking met China. Maar met de gehaaste aanpassing van de wet die het SSF regelt, dan wordt het duidelijk dat de ministers ons het halve verhaal hebben voorgehouden. De schuldherschikking schijnt te hebben plaatsgevonden onder toezeggingen die de Surinaams regering heeft gedaan met betrekking tot de te verwachten olie-inkomsten in 2028 en daarna. Dat gedeelte is enkele maanden terug niet aan ons verteld door de ministers. Ze hebben dus halve waarheden verkondigt en eigenlijk daarmee met mooi Nederlands het volk, dat voor een groot deels slechts een niet afgeronde GLO-opleiding heeft, een rad voor de ogen gedraaid.
Uit de media blijkt nu dat de wet op het Spaar- en Stabilisatiefonds moet worden gewijzigd met betrekking tot onder andere afspraken ten aanzien van de schuldherschikking met internationale schuldeisers. Verder is aangegeven dat wijziging van de wet een vereiste van de IDB is om Suriname een bedrag van een half miljard USD te lenen wat aangeduid wordt als een “financieringspakket”. Wat de Staat daarmee zal financieren is niet bekend, maar wij vermoeden dat het te maken heeft met de Surinaamse inbreng in investeringen in de olie en gas, want als aandeelhouder moet Suriname ook inkomen met de investeringen.
Volgens een verklaring van een (voormalige) CBvS-deskundige is er nog geen definitieve schuldherschikking met de Oppenheimer-crediteuren. Dus dat is ook niet de indruk die de ministers hebben gewekt, de indruk is gewekt dat er een deal was. Nu blijkt dat de wetswijziging een voorwaarde is voor Oppenheimer om de definitieve schuldherschikking te tekenen. De afspraak komt nu als een aap uit de mouw: Suriname zal de schuldeisers betalen uit de inkomsten uit de offshore olie- and gassector. En ook deze mededeling zal later blijken een halve waarheid te zijn want de vraag is: zullen de Oppenheimer crediteuren preferente schuldeisers zijn, met andere woorden: hebben zij (en niet het Surinaamse volk als eigenaar van de olie) niet het eerste recht op de inkomsten van de Staat.