Door mr. dr. Lachman Soedamah
Vervolg
2. Ontstaan en verdere ontwikkeling van de betreffende conflicten
Op 17 september 2007 verdeelde een arbitragetribunaal het zeegebied tussen Suriname en Guyana tot op de laatste vierkante meters tot 200 zeemijlen vanuit het vastgestelde eindpunt van de landsgrens. In deze arbitrage gaat Guyana akkoord met een eindpunt van de landsgrens op de linkeroever van de rivier. Het grensprobleem in het Boven-Corantijn-gebied is daarmee nog steeds niet geregeld. Suriname trachtte nog tijdens de behandeling van het maritiem geschil bij het arbitragetribunaal, het territoriale grensgeschil in het zuidwesten te koppelen aan het maritieme conflict in het noordwestelijk zeegebied. Suriname stelde zich namelijk op het standpunt dat pas onderhandeld kon worden over de olieboringen in zee als het zuidwestelijk gebied werd gedemilitariseerd.
Het arbitragetribunaal ging echter voorbij aan dit standpunt van Suriname. Nadat de Nederlandse en de Franse regering in 1836 hadden besloten dat de Marowijnerivier hun kolonies zou verdelen, rees de vraag, welke rivier de voortzetting van de Marowijne was, de Lawa of de Tapanahoni. Om een antwoord te geven op deze vraag werd in 1861 door beide gouvernementen een commissie benoemd. De commissie kwam tot de conclusie dat de Lawa de voortzetting van de Marowijnerivier was en nam de Litani als voortzetting van de Lawa aan.
De bevindingen van de gemengde commissie van 1861 werden noch door Frankrijk noch door Nederland opgevolgd en het vaststellen van een formeel verdrag werd opgegeven. Toen in 1874 goud werd ontdekt in de Marowini begon een grote en georganiseerde goudrush naar het gebied. De Nederlanders voelden dat hun rechten werden geschonden door de aanwezigheid van Fransen, terwijl de landsregering in Parijs weinig interesse toonde om de grens af te bakenen. In 1888 legden Frankrijk en Nederland hun conflict ter arbitrage voor.
De overeengekomen arbiter werd tsaar Alexander III van Rusland, die de verantwoordelijkheid aanvaardde om te beslissen in de zaak. In mei 1891 deed hij uitspraak ten gunste van Nederland en verklaarde niet de Tapanahoni maar de Lawa tot grens van de beide bezittingen, omdat Nederland militaire posten aan de Lawa had bezet en de weggelopen slaven die in het betwiste grondgebied woonden afhankelijk waren van het Nederlands gezag. Alexander’s verklaring regelde slechts een deel van het geschil. Zijn uitspraak betrof slechts de Lawarivier die de definitieve grens was geworden. Helaas, men was er nog niet; het samenvoegen van twee zijrivieren van bijna gelijke grootte, de Litani in het westen en de Marowini naar het oosten, vormt de Lawa rivier verder stroomopwaarts.
Het geschil bleef onopgelost over de vraag welke van deze rivieren als belangrijkste voortzetting van de Lawa moet worden beschouwd en hoe dus de stroomopwaartse grens verliep. Een ander onderwerp dat had moeten worden aangepakt in die periode, maar niet was aangepakt, had betrekking op de eigendom van de eilanden in de Marowijnerivier. Een desbetreffend verdrag werd uiteindelijk gesloten te Parijs op 30 september 1915. Het verdrag beperkte zich tot de eilanden in de Marowijnerivier tussen het noordelijke punt van Stoelmanseiland (Nederlands) en het zuidelijke uiteinde van Portal Island (Frans).
Volgens de conventie van 1915 wordt de grenslijn voor de Marowijne tussen het eiland Portal en opwaarts het Stoelmanseiland gevormd door de middellijn. Voor de Lawa – die bij de scheidsrechterlijke uitspraak van 1891 als grens is aangewezen – en bovenstrooms, is de grensscheiding nog niet geregeld. Met andere woorden: in de Marowijnerivier is – met uitzondering van het riviergedeelte waarvoor in 1915 bij verdrag een grensregeling werd getroffen – de grens tot heden niet vastgesteld. In het verdrag wordt ook niet aangegeven of gedefiniëerd of de Litani of de Marowini moet worden beschouwd als de zuidelijke uitbreiding van de grens met Brazilië.
(Morgen, donderdag 5 december, deel 3 in Dagblad Suriname)