De mondiale reële gemiddelde loongroei is weer gaan stijgen nu de inflatie geleidelijk afneemt. Dit meldt een bericht van de VN. Soortgelijke onderzoeken moeten ook plaatsvinden met betrekking tot de lonen in Suriname. De inflatie is ook in Suriname afgenomen als het wordt vergeleken met enkele jaren terug. Ondanks de positieve resultaten in de wereld, blijft de loonongelijkheid hoog.
Loonongelijkheid is de loonkloof die er in de landen bestaan tussen de verschillende groepen in de samenleving. Een loonkloof of loonongelijkheid is een systematisch verschil in arbeidsloon tussen mensen, die hetzelfde werk, opleiding en ervaring hebben. Verschil in loon voor hetzelfde beroep wordt in veel landen gezien als discriminatie en is bij wet verboden; ondanks dat bestaat er een loonkloof, ook in landen waar het maken van onderscheid in betaling verboden is.
Uit een nieuw rapport blijkt dat de loonongelijkheid sinds 2000 in ongeveer twee derde van alle landen is afgenomen. De meest significante dalingen vonden plaats in de lage-inkomenslanden, waar de gemiddelde jaarlijkse daling de afgelopen twintig jaar varieerde van 3,2 tot 9,6 procent.
Suriname is geen lage inkomensland, maar een middeninkomensland. De loonongelijkheid neemt in de rijkere landen in een langzamer tempo af. In de hogere middeninkomenslanden waartoe Suriname behoort, krimpt de loonongelijkheid jaarlijks met 0,3 tot 1,3 procent. De inkrimping is tussen 0,3 en 0,7 procent in de hoge-inkomenslanden. Bovendien waren de dalingen van de loonongelijkheid groter onder loonarbeiders aan de bovenkant van de loonschaal.
Het VN-rapport constateert ook dat de mondiale lonen de afgelopen tijd sneller zijn gegroeid dan de inflatie. In 2023 stegen de mondiale reële lonen met 1,8 procent, waarbij de projecties voor 2024 een groei van 2,7 procent bereiken, de hoogste stijging in ruim vijftien jaar. Dergelijke positieve uitkomsten markeren een opmerkelijk herstel vergeleken met de negatieve mondiale loongroei van -0,9 procent in 2022. Dit is een periode waarin de hoge inflatie de nominale loongroei overtrof.
De loongroei was echter ongelijkmatig in de verschillende regio’s, waarbij de opkomende economieën een sterkere groei doormaakten dan de geavanceerde economieën, zo blijkt uit het rapport. Terwijl de geavanceerde G20-economieën gedurende twee opeenvolgende jaren een daling van de reële lonen registreerden (-2,8 procent in 2022 en -0,5 procent in 2023), bleef de reële loongroei in beide jaren positief in de opkomende G20-economieën (1,8 procent in 2022 en 6,0 procent in 2022). procent in 2023).
De regionale loongroeipatronen lopen aanzienlijk uiteen. Loonarbeiders ondervonden in Azië en de Stille Oceaan, Centraal- en West-Azië en Oost-Europa hun reële loonstijgingen sneller dan die in andere delen van de wereld. De terugkeer naar een positieve reële loongroei is een welkome ontwikkeling.
We mogen echter niet vergeten dat miljoenen werknemers en hun gezinnen nog steeds lijden onder de crisis in de kosten van levensonderhoud, die hun levensstandaard heeft uitgehold, en dat de loonverschillen tussen en binnen landen onaanvaardbaar hoog blijven.
Ondanks de recente vooruitgang blijft de hoge loonongelijkheid een urgent probleem. Uit het rapport blijkt dat wereldwijd de laagstbetaalde 10 procent van de werknemers slechts 0,5 procent van de mondiale loonsom verdient. De best betaalde 10 procent verdient bijna 38 procent van de loonsom. De loonongelijkheid is het hoogst in lage-inkomenslanden, waarbij bijna 22 procent van de loonarbeiders daar als laagbetaald wordt geclassificeerd.
Vrouwen en loonwerkers in de informele economie behoren vaker tot de laagstbetaalden. Deze bevinding versterkt de noodzaak van gerichte acties om de loon- en werkgelegenheidskloven te dichten en eerlijke lonen voor alle loonarbeiders te garanderen.
Loonongelijkheid is relevant in alle landen en regio’s. Wereldwijd is echter 1 op de 3 werknemers een niet-loonarbeider. In de meeste lage- en middeninkomenslanden bestaat de meerderheid uit zelfstandigen, die alleen kansen kunnen vinden om in hun levensonderhoud te voorzien in de informele economie. Het is om deze reden dat het rapport zijn analyse verbreedt naar zelfstandigen in het geval van lage- en middeninkomenslanden.
Als gevolg hiervan neemt de gemeten inkomensongelijkheid in deze regio’s aanzienlijk toe, vergeleken met de ongelijkheid die alleen wordt gemeten op basis van de lonen van loonarbeiders.
De studie benadrukt de noodzaak van gericht beleid om inclusieve economische groei te bevorderen. Lonen worden het best vastgesteld via sociale dialoog. Lonen moeten worden vastgesteld en aangepast via collectieve onderhandelingen of overeengekomen minimumloonsystemen waarbij regeringen, werknemers en werkgevers betrokken zijn. Suriname heeft een klein aantal cao’s en er worden geen nieuwe gerapporteerd in de media.
Suriname heeft ook een functionerend minimumloonsysteem sinds 2014, alleen valt er wel wat te zeggen over het niveau van deze lonen. De diepere oorzaken van lage lonen moeten worden aangepakt. Nationaal beleid moet de specifieke context van elk land weerspiegelen en de oorzaken van lage lonen aanpakken. De oorzaken kunnen zijn informaliteit, lage productiviteit en de onderwaardering van banen in sectoren als de zorgeconomie.