In het rijke tapijt van politieke allianties blijkt een scheiding vaak intiemer dan een huwelijk zelf. Neem de ABOP en de PL, wiens politieke romance als een dramatische telenovela met cliffhangers uit een raam werd gegooid.
De ABOP kon de PL niet meer luchten, vooral na vermoedelijke malversaties van de PL-minister, wat een formidabele echtscheidingszaak opleverde. Maar in de politiek, zoals in het leven, is niets werkelijk voorbij totdat de laatste huilpartij voorbij is.
De PL lijkt haar rol als “martelaar” te omarmen met de flair van een acteur die eindelijk de hoofdrol krijgt—een martelaar die, heel zielig, steeds onder de ministersleugels vandaan wordt geslingerd. Natuurlijk, knielend voor de president, is hun hoop op een verzoening met de autoriteiten even aandoenlijk als vergeefs. Want wie zou luisterend oor bieden?
De loyale ABOP of de verrassend afvallige PL, een partij wiens blijkbare betrouwbaarheid op dubieuze voeten staat?
Het “huwelijksvonnis” is duidelijk, maar de PL blijft zich vasthouden aan de gordijnen van de presidentiële residentie als een stel verwarde politici die net te horen kregen dat de uitzonderingstijd voorbij is. Hun partijraad, een zandbak vol ja-knikkers, denkt dat verlating een optie is. Hoe ze uiteindelijk hun verkiezingskosten willen dekken zonder de gebruikelijke staatsmiddelen, blijft een komisch mysterie.
Stel je een huwelijk voor waar de ene partner al lang is vertrokken, maar de ander blijft hangen, dansend tussen verdriet en verontwaardiging, smekend om een tweede kans onder het verloren geloften jauchzen. Toch is de realiteit dat de politieke scepter met een andere partner wordt gezwaaid. En daarmee blijven deze scheidingen kleurrijke hoofdstukken in de nooit saai wordende soap opera die we de Surinaamse politiek noemen.