De discussie met betrekking tot privatisering is hoog opgelopen. De drijfveer om nu stappen te zetten zou te maken kunnen hebben met de lasten die meekomen met het erop na houden van niet productieve, stil liggende en/of structureel verlieslatende bedrijven. De productie is 0,0, of het is een bodemloze put met verliezen, personeel heeft vanwege stilstand niet veel te doen dan presentie tekenen en lonen moeten toch worden betaald. Emplacementen worden enigszins onderhouden, maar de bedrijven worden niet gedraaid of kunnen niet rendabel worden gemaakt, omdat de Staat bijvoorbeeld de investeringen niet kan plegen om concurrerend te zijn en/of om kwalitatieve producten af te zetten.
De sectoren waarin de staatsbedrijven zitten, bijvoorbeeld de agrarische, zijn relevant in die zin dat indien de bedrijven commercieel worden gerund, wel degelijk winst kan worden gemaakt. De staatsbedrijven zijn doorgaans nv’s, stichtingen in mindere mate en soms bij wet opgerichte ‘sui generis’ organisaties. Door de regering is nu een listing gemaakt van alle staatsbedrijven en naar alle waarschijnlijkheid is er ook een inschatting gemaakt hoe aantrekkelijk deze bedrijven zijn voor investeerders. Hoe aantrekkelijker een bedrijf, dus hoe groter de potentie om winst te maken en duurzaam te ondernemen, ook in termen van tijd, hoe meer er ruimte is voor de aandeelhouder om aan de aandelenoverdracht voorwaarden te stellen. Die voorwaarden kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld de rechten van de werknemers die nu inkomen verwerven uit de bedrijven.
De aandelenoverdracht, dus de verkoop van de bedrijven, behelst niet alleen het overdragen van de kans om te ondernemen en de feitelijke macht over een nv die rechtspersoon. Met de aandelenoverdracht komen mee de roerende en onroerende goederen die eigendom zijn van de rechtspersoon met andere eigenaren. Ook komt mee wat bekend staat als de ‘goodwill’. Goodwill is de meerwaarde van het bedrijf naast de intrinsieke waarde van een bedrijf. Deze meerwaarde wordt bepaald door de merkwaarde en reputatie van het bedrijf en door bijvoorbeeld de grootte van het klantenbestand.
Goodwill wordt vooral gebruikt bij overnames. Dit alles bepaalt de prijs van de overname. Met de privatisering slaat de regering meerdere vliegen in 1 klap. Ten eerste krijgt ze eenmalig behoorlijke inkomsten in de staatskas. Ten tweede wordt de begroting voor eens en altijd ontlast van de verlieslatende posten die alleen maar kapitaal van de belastingbetaler oplossen. Ten derde komen bedrijven in productie waardoor winst wordt gemaakt en deze bedrijven inkomstenbelasting in de staatskas beginnen te storten. Deze belastinginkomsten worden groter indien de bedrijven hun goederen en diensten in het buitenland afzetten. Verder wordt de factor arbeid in de bedrijven productief gemaakt waardoor sprake is van productieve arbeid. Dit zal de werknemers de gelegenheid bieden om betere lonen te eisen.
De privatisering kan een verdere verschuiving teweegbrengen in de diverse Surinaamse samenleving. In het publieke debat horen we de vrees doorklinken dat de economische hegemonie van groepen in Suriname, wat voor een economische disbalans heeft gezorgd, verder zal worden verruimd en verstevigd. Groepen vrezen weer in ‘servitude’ te belanden, nu niet van koloniale mogendheden, maar van hun eigen ‘broeders en zusters’. En de opvatting schijnt te zijn: liever uitgebuit door de witte man dan door mijn bruine broeder. Dit gevoel zal onderhuids het publieke debat bepalen en privatisering bemoeilijken als succesvolle Surinaamse ondernemers bedrijven zullen willen opkopen.
Regeringen met een bepaalde signatuur zullen geneigd zijn om de aandelen over te dragen aan Surinaamse ondernemers. Weer anderen zullen de stap nooit nemen vanwege het conflict dat kan ontstaan met de achterban uit de volksbuurten. Wij vinden dat veel economische potentie in Suriname verloren gaat doordat de staat vasthoudt aan deze bedrijven. De staat moet vooral de niet-stategische bedrijven verkopen aan bonafide ondernemers onder voorwaarden die in een Wet Privatisering Staatsbedrijven kunnen worden opgenomen na breed publiek debat. De strategische bedrijven zijn er heel weinig, waarbij wij vooral denken aan energie, maar het zouden ook defensiebedrijven kunnen zijn dat we niet hebben.
Gelet op de Surinaamse staatsinrichting is het niet een primaire of kerntaak van de overheid om staatsbedrijven te runnen. De regeringen hebben achter elkaar zonder enige uitzondering getoond dat ze de discipline en de vaardigheid niet hebben om goed bestuur in het zadel te zetten bij staatsbedrijven. Men zet friends and family die beunhazen blijken te zijn. De zitten dan als bloedzuigende koepari’s vast aan de bedrijven en zuigen niet alleen al de melk uit de borsten maar ook het bloed van de bedrijven, net een asema. Vrienden en familie als directeuren en in raden van toezicht accommoderen is een normaal verschijnsel geworden in Suriname.
De public sector reform had als aanbeveling moeten voortbrengen dat verlieslatende bedrijven worden afgestoten onder de voorwaarden op te nemen in de wet, nadat de staatsfunctie weer eens zou worden gedefinieerd. Dan zou blijken dat het draaien van bedrijven niet tot de primaire of kern staatszorg behoort. De huidige regering wordt getypeerd als een een die ‘inclined’ is naar het kapitaal en dus een ongezonde privatisering het gevolg zou kunnen zijn als gevolg van de sterke lobby uit de malafide hoek.
De regering komt in een heel moeilijke periode, 6 maanden voor de verkiezingen met een moeilijke exercitie die ons helaas niet haalbaar lijkt. De regering had in 2021 met deze zeer belangrijke gezondmakingsmaatregel moeten komen. De timing is niet gunstig en dat is zeer te betreuren.