Onlangs hebben TotalEnergies en APA de Final Investment Decision (FID) genomen om de Granmorgu-bron in offshore Blok 58 te ontwikkelen. De optimistische verwachtingen rond Suriname’s offshore olie- en gasindustrie beloven een gouden toekomst voor het land, waarbij men gelooft dat Suriname nooit meer arm zal zijn. Echter, de weg naar welvaart is niet zonder uitdagingen en vragen.
Er is bezorgdheid over het feit dat multinationals zoals TotalEnergies hun eigen agenda hebben en niet altijd transparant zijn over hun strategieën. Een voorbeeld hiervan is het vier keer uitstellen van de FID. Verder heerst er onduidelijkheid over de daadwerkelijke olieproductiecapaciteit: 700 tot 750 miljoen vaten totaal, versus een geplande productie van 220.000 vaten per dag over een levensduur van 20 jaar. Dit roept vragen op over de integratie van andere bronnen, zoals de KesKesI-bron, in de Granmorgu-ontwikkeling.
Economisch gezien kan dit project het Bruto Binnenlands Product (BBP) van Suriname bijna verdubbelen bij een dagproductie van 220.000 vaten en een olieprijs van $70 per vat. Overheidsinkomsten zouden tussen 2028 en 2033 jaarlijks met $859 miljoen toenemen. Na de aflossing van de investeringen door multinationals zouden deze inkomsten verder stijgen tot $1,915 miljoen per jaar.
Deze projecties gaan echter gepaard met onzekerheden, zoals schommelingen in de wereldolieprijzen en de productietijdlijn. Cruciale informatie over de start van productie in 2028 is onduidelijk, met vergelijkingen naar Guyana die suggereren dat een initiële productie vertraging kan oplopen. Dit betekent dat Suriname mogelijk pas aan het einde van 2028 de eerste inkomsten zal zien.
Suriname staat voor de uitdaging om de kloof van vier jaar te overbruggen tot de eerste olie-inkomsten binnenkomen. Hierbij zullen strategische planning en financieel beheer essentieel zijn om deze potentiële welvaartsbron succesvol te benutten.
(Bron: Vereniging van Economisten in Suriname, VES)