De minister van Grondbeleid en Bosbeheer vindt dat onjuiste gronduitgiften, zoals dubbele toekenningen en percelen met beslag, “per ongeluk” plaatsvinden. De bewindsvrouwe benadrukte dat dergelijke fouten niet het resultaat zijn van een opzettelijke staatsintentie. Deze verklaring roept echter diverse vragen en kritische reflecties op over de aard van deze fouten en de mate waarin dergelijke incidenten het gevolg zijn van nalatigheid of zelfs corruptie.
Per ongeluk of een dekmantel voor corruptie?
Het idee dat administratieve fouten “per ongeluk” plaatsvinden, kan moeilijk te verteren zijn voor hen die de dupe zijn van deze fouten. In een context waar grond schaarser wordt en de druk op grondbeleid groot is, kan elke misstap enorme gevolgen hebben voor individuen en gemeenschappen. Wanneer dergelijke fouten herhaaldelijk voorkomen, rijst de vraag of er niet meer aan de hand is dan louter menselijke fout. In een situatie waarin fouten systemisch voorkomen, kan er mogelijk sprake zijn van institutionele tekortkomingen of, nog ernstiger, corruptie.
Stel je voor dat een individueel persoon betrapt wordt op de misdaad van diefstal en zich vervolgens verdedigt met de bewering dat het “per ongeluk” was. Het zou absurd lijken, en terecht vragen oproepen over de geloofwaardigheid van die verklaring. In de context van gronduitgiften zou dezelfde vraag moeten worden gesteld: kunnen dergelijke serieuze fouten echt puur accidenteel zijn, of verhullen ze structurele problemen binnen het systeem?
Juridische implicaties en rol van de rechter
Mocht een dergelijke zaak voor de rechter komen, is het aannemelijk dat een rechter grondig bewijs zal eisen van de bewering dat er slechts sprake is van ongeluk of nalatigheid in plaats van opzet of corruptie. De rechter zou de procedures van gronduitgifte, betrokkenheid van functionarissen en mogelijke tekortkomingen in bestaande controlesystemen nauwgezet onderzoeken. Daarbij zouden zowel de belangen van de gedupeerde burgers als die van eerlijke rechtsgang in beschouwing worden genomen.
De verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie
Na een dergelijke uitspraak van de rechter zou het Openbaar Ministerie (OM) zich genoodzaakt zien proactief op te treden. Een grondig onderzoek naar de frequentie en omstandigheden van dergelijke fouten zou geïnitieerd moeten worden. Een instantie die verantwoordelijk is voor rechtshandhaving kan zich niet permitteren deze problematiek enkel op basis van verklaringen zonder bewijs te beoordelen. Mogelijke corruptie moet worden onderzocht en, indien nodig, bestraft.
De rol van de president van Suriname
De verantwoordelijkheid van de president is in deze ook duidelijk. Beleidsmatig gezien heeft de president de autoriteit om ministers te benoemen en te ontslaan. Mocht onderzoek uitwijzen dat nalatigheid, incompetentie of corruptie bij het ministerie een structureel probleem is, dan zou de president gepaste maatregelen moeten nemen, inclusief indien nodig het herzien van het leiderschap binnen het ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer.
Bovenal zou de president moeten aandringen op transparantie en accountability binnen overheidsinstellingen. Het implementeren van robuuste systemen en processen die onjuiste toekenningen minimaliseren, en het bevorderen van een cultuur van integriteit zijn essentieel.