Kinderen blijven achter: Armoede treft ook degenen uit niet-arme gezinnen 

Volgens de Poverty Index 2024, die vorige week werd gelanceerd, is wereldwijd meer dan de helft van de 1,1 miljard mensen die in armoede verkeert in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Dit betekent dat ongeveer 584 miljoen kinderen in armoede leven, wat overeenkomt met 27,9 procent van de kinderen in 112 landen. Ter vergelijking, slechts 13,5 procent van de volwassenen bevindt zich in dezelfde situatie. Deze cijfers onthullen een schokkende realiteit: kinderen worden aanzienlijk harder door armoede getroffen dan volwassenen, met meer dan de helft van de arme bevolking die uit kinderen bestaat.

Monetary vs multidimensional poverty

Armoede wordt vaak gemeten met de monetaire benadering, die zich richt op inkomen of uitgaven. Mensen worden als arm beschouwd als ze onder een bepaalde inkomensgrens leven, bijvoorbeeld minder dan $2,15 per dag. Deze methode legt de nadruk op financiële middelen, maar negeert belangrijke aspecten van het leven. Daarentegen kijkt de multidimensionale benadering naar verschillende deprivaties, zoals toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en basisbehoeften zoals schoon water en onderdak. Hierdoor biedt de multidimensionale aanpak een breder inzicht in armoede, wat kan leiden tot gerichter beleid.

MPI 

De Wereldwijde Multidimensionele Armoede Index (MPI) is een belangrijk hulpmiddel dat armoede in meer dan 100 ontwikkelingslanden meet. De MPI, gelanceerd in 2010 door het Oxford Poverty and Human Development Initiative (OPHI), ondersteunt het eerste duurzame ontwikkelingsdoel (SDG 1): het beëindigen van armoede in al haar vormen overal. De index meet onderling verbonden deprivaties op tien indicatoren op het gebied van gezondheid, onderwijs en levensstandaard.

Wanneer is er sprake van deprivatie?

Een huishouden wordt als gedepriveerd beschouwd als bijvoorbeeld een kind niet goed groeit, lijdt aan ondergewicht , of als er in de afgelopen vijf jaar een kind is overleden. Daarnaast wordt gekeken of kinderen op schoolgaande leeftijd niet naar school gaan, of als er niemand in het huishouden is die minstens zes jaar onderwijs heeft voltooid. Andere criteria zijn de toegang tot elektriciteit, een verbeterde drinkwatervoorziening binnen een retourafstand van 30 minuten, een verbeterde sanitaire voorziening die niet wordt gedeeld, het gebruik van niet-solide kookbrandstof, duurzame bouwmaterialen voor de woning, en het bezit van meer dan één van de volgende bezittingen: een radio, telefoon, televisie, computer, koelkast, fiets, motorfiets of auto.

Waarom blijven kinderen arm?

Men zou kunnen aannemen dat het aandeel kinderen onder de arme bevolking sterk zou afnemen in landen met een lage armoede. Toch blijft kinderarmoede in veel landen met zeer lage armoede een zorg. In Argentinië, waar de armoede slechts 0,4 procent bedraagt, is maar liefst 53,7 procent van de arme bevolking kind. In Turkmenistan, waar de armoede slechts 0,2 procent is, zijn 10.000 van de 18.000 arme mensen kinderen, wat 53,4 procent betekent. Deze cijfers benadrukken dat zelfs in landen met lage armoedecijfers kinderarmoede een significant probleem blijft.

Suriname 

In Suriname is er een vergelijkbare trend te zien: kinderen blijven vaak achter, zelfs in een omgeving waar de algemene armoede relatief laag is. Vooral kinderen die opgroeien in eenoudergezinnen of grote huishoudens zijn kwetsbaarder voor armoede.

Uit onderzoek door UNICEF blijkt dat 36,2 procent van de kinderen en adolescenten in Suriname multidimensionaal arm is. Hoewel slechts 1,1 procent in zes of zeven dimensies gedepriveerd is, heeft meer dan 50 procent één of twee deprivaties. 

Sipaliwini en Brokopondo hoge deprivatie cijfers

Kinderen in het binnenland en aan het kustgebied ervaren een grotere deprivatie (79,1% en 39,8%) dan stedelijke kinderen. Op nationaal niveau ervaren multidimensionaal arme kinderen deprivatie in 58 procent van de onderzochte dimensies. Wanica en Commewijne hebben de laagste percentages kinderarmoede (22,9% en 25,9%), terwijl Sipaliwini en Brokopondo het meest lijden met respectievelijk 80 procent en 78 procent van de kinderen die minstens drie deprivaties ervaren. 

Deprivatie bij jonge kinderen twee keer zo hoog 

Het deprivatiecijfer van jonge kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 maanden is meer dan twee keer zo hoog als dat van kinderen en adolescenten in de leeftijd van 2 tot 17 jaar. Kinderen van 5 tot 11 jaar vertonen het laagste deprivatie cijfer, namelijk 26,6 procent. In vergelijking hebben kinderen van 24 tot 59 maanden een deprivatie cijfer van 35 procent, terwijl dit voor de leeftijdsgroep van 12 tot 17 jaar op 34,7 procent ligt. Deze bevindingen zijn afkomstig uit een uitgebreide analyse van het sociaal beschermingsstelsel in Suriname van 2015 tot 2023, gepubliceerd door UNICEF, en geven een overzicht van de situatie rondom kinderarmoede in het land.

SD

error: Kopiëren mag niet!