Mijn naam is Mala , een gewaardeerd lid van de arbeidersklasse met een vaste bezoldiging, wat in deze tijd gelijkstaat aan het bezitten van een vintage auto: leuk om te hebben, maar weinig waard op de vrije markt. Met mijn leeftijd van 25 jaar stel ik me de komende tien jaar voor als een spannende reis waarvan de bestemming een nooit echt toenemende loonsverhoging van wel 10% kan zijn. Dat zou allemaal best te verteren zijn, ware het niet dat de valutakoersen dansen zoals ik dat alleen op vrijdagavond kan, en de prijzen stijgen zoals mijn angst bij het zien van mijn bankafschrift.
Neem bijvoorbeeld mijn dagelijkse lunchpauze, ooit een genot met een broodje uit het lokale eethuisje, nu een strijd waarin ik kies tussen een droge boterham of het weerstaan van het inflatiespook dat zelfs de prijs van een simpele tomaat heeft verdubbeld. Ondertussen word ik gebombardeerd met economische adviezen en nietszeggende nieuwsflitsen die net zo troostrijk zijn als een paraplu met gaten tijdens een stortbui.
Ik vraag me af of die zelfbenoemde financiële experts, die ons overstromen met hun doodsaaie informatieve uitzendingen, ooit zelf hun hoofd boven water zouden kunnen houden met het salaris van de gemiddelde werknemer. Hebben ze ooit ervaren hoe het voelt om bij de kassa te staan en te hopen dat hun pinpas niet afgaat als een slecht getimede grap?
En dan heb je nog de optimisten staand aan de zijlijn van de maatschappij, overtuigd dat we genoegen moeten nemen met onze lot als economische acrobaten, balancerend op de dunne koord van armoede, terwijl ze ons toespreken vanuit hun comfortabele tronies.
Welkom in de consumentenjungle, waar overleven geen optie meer lijkt, maar een kunstvorm is geworden.