De Surinaamse regering c.q. het ministerie van Buitenlandse Zaken, Internationale Business en Internationale Samenwerking (BIBIS) ziet geen rol voor zichzelf weggelegd in de kwestie waarbij drie Surinaamse zijn getroffen door sancties die de Verenigde Staten, VS, heeft getroffen tegen Iran. De sancties van de VS zijn gericht tegen de Iraanse oliesector. Ze zijn door de VS opgelegd naar aanleiding van de Iraanse raketaanval op 1 oktober op Israël.
De drie Surinaamse bedrijven die door deze sanctie zijn getroffen zijn Engen management, Glazin Furur management en Stron Roots Provider. Deze bedrijven staan in Surinamse geregistreerd.
BIBIS-minister Albert Ramdin zegt dat de regering bezig is informatie in te winnen over deze bedrijven. De regering wil weten om wat voor soort bedrijven het hier gaat en of de producten die ze uit Iran betrekken hier in Suriname worden afgezet. Het kunnen ook bedrijven zijn die zich bezighouden met verschepingen van goederen uit Iran naar elders in de wereld.
De drie bedrijven zijn door de sancties getroffen vanwege hun betrokkenheid in de handel in olie en olie-gerelateerde producten uit Iran.
Ramdin zegt dat zijn ministerie met betrekking tot de sancties tegen Iran in contact is met de autoriteiten van de VS. Echter ziet hij voor de Surinaamse regering geen rol weggelegd om zich in de kwestie van de drie Surinaamse bedrijven in te laten. Indien er geappelleerd moet worden zullen de genoemde bedrijven dat op geëigende wijze moeten doen. Zij zullen hun recht zelf moeten zoeken, aldus Ramdin.
Oproep staakt en vuren
Over het conflict in het Midden-Oosten benadrukt de buitenlandminister dat de Surinaamse regering sinds het begin zich op het standpunt stelt dat er onmiddellijk een staakt het vuren moet komen. Van daaruit zal dan naar diplomatieke oplossingen moeten worden gezocht voor het gewelddadig conflict. Suriname wenst zich niet in te laten met de complexiteit van het conflict in het Midden-Oosten.
Het conflict heeft evenwel financieel-economische gevolgen voor Suriname, omdat de handelsroute van veel schepen langs het Midden-Oosten gaat. De transportkosten lopen daardoor op en de “supply chain” kan ontwricht raken, met als mogelijk bijgevolg schaarste. De humanitaire situatie die het conflict in het Midden-Oosten met zich meebrengt is volgens de BIBIS-minister zeer zorgwekkend.
Noot DBS: De vraag of de regering moet opkomen voor Surinaamse bedrijven die te maken krijgen met sancties van een buitenlandse mogendheid, is een complexe kwestie. Enerzijds is het begrijpelijk dat bedrijven zelfstandigheid moeten tonen en juridische middelen moeten gebruiken om hun recht te zoeken. Anderzijds kunnen overheidssteun en diplomatieke inspanningen essentieel zijn in moeilijke internationale geschillen, vooral wanneer het gaat om bescherming tegen sancties die de eigen economie kunnen beïnvloeden. Het is belangrijk dat een regering altijd het nationale belang behartigt, wat soms betekent dat zij een actieve rol moet spelen in dergelijke situaties.