In 1975, bij de onafhankelijkheid van Suriname, stelde Nederland een bedrag van 3 miljard gulden beschikbaar aan verdragsmiddelen. Tegen 2020 resteerde hiervan nog 9 miljoen euro, bekend als de restantmiddelen. Sinds het aantreden van de huidige regering heeft Suriname herhaaldelijk om deze middelen gevraagd, met steun van voormalig premier Mark Rutte, die dit tijdens zijn bezoek aan Suriname bevestigde.
Echter, vier jaar later heeft Nederland hier geen opvolging aan gegeven. Tijdens de recente VN-Algemene Vergadering in New York bracht president Chan Santokhi dit opnieuw ter sprake bij de nieuwe Nederlandse premier Dick Schoof.
Het is beschamend dat Suriname, als voormalig kolonie, Nederland moet herinneren aan haar verplichting. Deze nalatigheid suggereert dat Nederland Suriname niet belangrijk genoeg vindt.
Een trotse Surinaamse regering zou na vier jaar geduld tegen Nederland kunnen zeggen: “Barst” met je geld – een houding die eerder is aangenomen door de regering onder leiding van Venetiaan.
Suriname blijft openstaan voor samenwerking met Nederland, maar onderdanigheid is onacceptabel. Het is oneerlijk dat Nederland militaire oefeningen in Suriname houdt, waarbij zij profiteren van de jungle-knowhow van de Surinaamse militairen, terwijl zij hun financiële verplichtingen negeren.
Het ongelijke evenwicht in de behandeling van beide landen is duidelijk. Suriname verdient respect en eerlijke behandeling en kan niet als minderwaardig worden beschouwd. Het is de verantwoordelijkheid van Nederland om hun belofte na te komen en samen te werken aan een duurzame en evenwichtige relatie.