Gebed zonder einde

De oorlog van Israël is nu gegaan in een heel andere richting. Het heeft zich van Gaza verplaatst naar Libanon en in het bijzonder ook Beirut. Het is lange tijd heel rustig geweest in Libanon. Nu wordt beweerd dat de aanvallen die nu gepleegd worden in Libanon door het Israelisch leger, de leider van de Hezbollah hebben gedood. De strijd van het Israelisch leger is verschoven van de Hamas naar Hezbollah. 

Het doden van leiders is geen verworvenheid in een verzet van dit kaliber en karakter. In deze regionen gaan personen anders om met de dood, ze worden in een strijd gezien als ‘martelaren’ waarop de familie trots is. Martelaren zijn voorbestemd voor het paradijs. Wanneer de leider van de Hezbollah is gedood, is het geen einde van de bevrijdingsorganisatie. Hij zal door een ander worden vervangen en zo zal het verder gaan. De strijd tegen de kolonisatie van Palestina is een strijd van de Palestijnen. 

Vandaag laten we even licht schijnen op de geschiedenis van Libanon en Beirut, namen die heel populair waren in de jaren ’80. Daarna kijken we naar de achtergrond van de Hezbollah. Libanon is een klein en dichtbevolkt land gelegen aan de uiterste oostkust van de Middellandse Zee in Azië. In het zuiden grenst het aan Israël en in het oosten en noorden aan Syrië. Het land behoort tot de Arabische Liga. 

Nadat in de Eerste Wereldoorlog het Ottomaanse Rijk verslagen was door de geallieerden, werden in 1920 – na de Conferentie van San Remo – Libanon en Syrië Franse mandaatgebieden. De Fransen bestuurden Libanon met behulp van de katholieke Maronieten, die toen de meerderheid van de bevolking uitmaakten. 

In 1943 werd het Franse mandaat over Libanon opgeheven, mede dankzij het grote Libanese verzet, en werd Libanon een onafhankelijke republiek. Toen werd het zogenaamde Nationaal Pact gesloten waarbij werd bepaald dat de president altijd een Maronitisch christen zou zijn, de premier een soenniet en de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden een sjiiet. Ook werd bepaald dat tijdens een eventueel Arabisch conflict Libanon neutraal zou blijven. Het land zou zich cultureel zowel op Europa als op de Arabische landen oriënteren.

Gedurende de jaren 1940 en 1950 was de situatie stabiel, hoewel er wel degelijk ongenoegen waarneembaar was bij de sjiieten, die ondanks het feit dat hun bevolkingsgroep steeds toenam, een tweederangsrol bekleedden in de regering. De jaren 1950 en 1960 waren tijden van grote economische voorspoed en een ver doorgedreven markteconomie.

In 1958 kwamen moslims in opstand en eisten een nieuwe volkstelling. Zij eisten goede scholen, ziekenhuizen en infrastructuur. De Libanese regering gaf geen gehoor aan deze eisen van de moslims en met Amerikaanse steun werd de opstand onderdrukt. In 1973 vond er een uitbarsting van geweld plaats tussen regeringsmilities en de in Libanon verblijvende Palestijnen van de PLO. In 1975 brak de Libanese Burgeroorlog uit. De verschillende partijen in de burgeroorlog raakten onderling verdeeld, wat de onoverzichtelijkheid in het conflict deed toenemen. In 1976 trokken Syrische troepen Libanon binnen, later gevolgd door VN-troepen en het Israëlische leger (1977 en 1982). In 1989 werd uiteindelijk onder druk van Arabische landen het Vredesakkoord van Taif gesloten. De Israëlische troepen vertrokken in mei 2000 uit het zuidelijke deel van Libanon, na herhaalde aanvallen van Hezbollah en de overtuiging dat het geweld zou afnemen als Israël zou vertrekken uit Libanon.

Op 14 februari 2005 werd oud-premier Rafik Hariri bij een bomaanslag gedood. Hierna ontstonden enorme massademonstraties, waarin de terugtrekking van Syrische troepen geëist werd. De Syrische troepen verlieten daarop Libanon.

In 2006 brak opnieuw een oorlog uit met Israël. In juli van dat jaar vuurde de Hezbollah-militie Katjoesjaraketten af op Israëlisch grondgebied en wist het bij een aanval op een grenspost meerdere Israëlische militairen te doden en anderen tot krijgsgevangene te maken. Israël bracht in reactie hierop met luchtaanvallen ernstige schade toe aan de civiele infrastructuur in Libanon (inclusief de luchthaven van Beiroet). Vervolgens trokken grondtroepen de door Hezbollah militair gecontroleerde delen van Libanon binnen. Hierop volgde een conflict dat een maand lang duurde en waarin 3.970 door Hezbollah afgevuurde raketten in het noorden van Israël, veelal stedelijke gebieden, landden en 1.200 burgers (voornamelijk Libanezen) en 160 soldaten (voornamelijk Israëli’s) om het leven kwamen.

Het conflict kwam officieel op 14 augustus 2006 tot een einde, toen de VN-Veiligheidsraad in Resolutie 1701 opriep tot een staakt-het-vuren tussen Hezbollah en Israël. In het voorjaar van 2008 zijn er gevechten geweest, waarbij Hezbollah belangrijke delen van Beiroet innam als gevolg van de regeringsbeslissingen die Hezbollah beperkingen oplegden in Libanon. Hezbollah beschouwde dit als verraad van deze regering, omdat dit alleen voordelig zou zijn voor Israël. Bij dit geweld kwamen 80 mensen om het leven. De moslims maken volgens de gegevens van het Libanese verkiezingssysteem en volkstelling ongeveer 40% van de bevolking uit, de christenen 45% en druzen overige 15%. 

Hezbollah is een politieke partij in Libanon en een militante beweging van sjiitische moslims met anti-Israëlische en anti-Amerikaanse sentimenten. Hezbollah stond sinds 1992 onder leiding van geestelijke Hassan Nasrallah.

Zijn opvolger is nog onbekend. Hezbollah is een belangrijke beweging in Libanon, vooral in Zuid-Libanon, in een aantal stadswijken van Beiroet en in de Bekavallei. Sinds de Israëlische invasie van 1982, waarbij grote aantallen slachtoffers vielen zowel onder de Palestijnen in Libanon als onder de Libanese bevolking, bezette Israël een strook van Zuid-Libanon. Hezbollah trad hiertegen op als een verzetsbeweging; het voerde een guerrillacampagne met als uiteindelijke gevolg dat Israël zich op 24 mei 2000 terugtrok.

Hezbollah wordt door onder meer de Verenigde Staten (VS), de Europese Unie (EU), Canada, Nieuw-Zeeland, de zes landen van de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten, Israël en Australië gezien als een terroristische organisatie. Vanaf 2012 steunde Hezbollah de Syrische regering in haar strijd tegen de rebellen tijdens de Syrische Burgeroorlog. Hezbollah beschreef de rebellen als een ‘wahabistisch-zionistische’ samenzwering om zijn alliantie met Syrië tegen Israël te vernietigen. 

Na de aanslag op het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo op 7 januari 2015, waarbij twaalf mensen om het leven kwamen, verklaarde Hezbollah-leider Hassan Nasrallah dat “islamitische extremisten” de islam en de profeet Mohammed ernstiger beledigd hadden dan degenen die satirische tekeningen gepubliceerd hadden waarin deze godsdienst bespot wordt. Hij stelde dat extremisten die mensen onthoofden en afmaken de islam meer kwaad gedaan hebben dan wie dan ook in de geschiedenis. Na zijn middelbare schooltijd ging Nasrallah naar de Iraakse stad Najaf om zich daar te bekwamen in de sjiitisch-islamitische theologie. In 1978 werden hij en vele van zijn Libanese medestudenten gedwongen Irak te verlaten. Nasrallah keerde daarop terug naar Libanon. 

Na de inval van Israël in 1982 in Libanon sloot hij zich aan bij de in dat jaar opgerichte Hezbollah-beweging, toen nog een verzetsbeweging tegen de Israëlische invasie. Vanaf het einde van de burgeroorlog, 1990, beschikte deze groepering over een geregelde militie met Nasrallah aan het hoofd. In 1992 kwam de toenmalige politiek leider van Hezbollah, Abbas al-Musawi door een aanval van het Israëlische leger om het leven en werd Nasrallah op voorspraak van de hoge Iraanse moslimgeestelijke ayatollah Ali Khamenei de nieuwe politiek leider van Hezbollah.

error: Kopiëren mag niet!