In ons land Suriname is al jaren geen besluit genomen over de belangrijkheid van de Engelse en/of Spaanse taal. De meningen zijn verdeeld en niet op één lijn. Een deel van de bevolking vindt dat, omdat we in Zuid-Amerika zijn, Spaans als verplichte leertaal op scholen moet worden ingevoerd. Anderen pleiten juist voor Engels vanwege onze ligging in de Caribische regio.
Het argument voor Spaans is begrijpelijk aangezien de dominante taal in Zuid-Amerika Spaans is. Echter, in het grootste en dichtstbevolkte land in Zuid-Amerika, Brazilië, wordt Portugees gesproken. Daar tegenover staat het belang van Engels, dat wereldwijd als de internationale taal voor communicatie, wetenschap, technologie en zaken wordt beschouwd. Engels opent deuren naar wereldwijde kansen, maakt interculturele communicatie mogelijk en is vaak een vereiste voor hoger onderwijs en internationale handelsrelaties.
Terwijl Suriname worstelt met deze keuze, loopt de rest van de wereld vooruit.
Een voorbeeld is Singapore, dat Engels als officiële taal heeft ingevoerd om de vele etnische groepen in het land te verenigen en de internationale handel te bevorderen. Hoewel de oorspronkelijke talen daar Mandarijn, Maleis, Tamil en diverse Chinese dialecten zoals Hokkien en Teochew zijn, heeft de keuze voor Engels als verbindende taal hun vooruitgang aanzienlijk bevorderd.
Als Suriname zijn positie wil verbeteren op het wereldtoneel, is het cruciaal dat we snel een weloverwogen keuze maken met betrekking tot ons talenbeleid. Willen we aansluiten bij de rest van de Caribbean met Engels, of willen we juist onze Zuid-Amerikaanse buren beter begrijpen met Spaans? Of misschien moeten we een tweetalig beleid overwegen om het beste van beide werelden te benutten. Wat duidelijk is, is dat aarzeling en besluiteloosheid ons kostbare kansen laten missen terwijl de wereld snel vooruitgaat.