President Santokhi is momenteel in New York voor de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Tijdens zijn bezoek ontmoette hij leden van de Surinaamse diaspora en riep hen op om te investeren in Suriname. Hoewel dergelijke oproepen eerder zijn gedaan, blijft de respons uit. Veel Surinaamse diaspora-leden in New York zijn loonwerkers of verblijven illegaal en werken zwart. Bekende Surinaamse zakenlieden lijken in New York afwezig.
In dit verband wil “Rajender” (schuilnaam) zijn verhaal delen. “Ik was vroeger landbouwer in Suriname”, begint hij. “In de vroege jaren zeventig ging ik voor het eerst naar Miami. Ik was onder de indruk van de grote winkels en supermarkten. Een vriend en ik besloten toen om naar New York te gaan. Ik was verstomd door de progressie en de hoge gebouwen.”
Na terugkomst in Suriname besloot Rajender zijn koffers in te pakken en permanent naar New York te vertrekken. “Ik bleef illegaal en deed timmer- en knutselwerk”, legt hij uit. “Een oude dame hielp me aan banen, en het zwarte geld dat ik verdiende was veel meer dan wat ik in Suriname zou kunnen dromen.”
Na jaren kreeg Rajender zijn Green Card, waardoor hij niet langer illegaal was. “Toen heb ik mijn eigen timmerbedrijf opgezet”, vertelt hij. “Mijn kinderen zijn in Amerika geboren en spreken alleen Engels. Voor hen is Suriname het land van hun vader, zonder enige binding.”
Rajender keerde sindsdien alleen voor vakanties terug naar Suriname, puur uit nostalgie. “Mijn landbouwgrond in Suriname heb ik nooit verkocht, maar permanent terugkeren is een gepasseerd station”, besluit hij.
Het verhaal van Rajender weerspiegelt de complexiteit en uitdagingen waarmee de Surinaamse diaspora in New York wordt geconfronteerd. Ondanks de oproep van president Santokhi blijft de realiteit dat veel diaspora-leden hun leven en toekomst elders hebben opgebouwd, wat een significante barrière vormt voor investeringen en terugkeer naar Suriname.