Voor haar stage bij het Textielmuseum deed masterstudente Evi van Stiphout onderzoek naar de Surinaamse doeken van de Leidse Katoenmaatschappij. Leiden en Suriname hebben een hechtere band dan veel mensen denken. ‘Er wordt niet veel over Suriname geschreven’.
‘Ik ben erg geïnteresseerd in mode en de geschiedenis ervan’, vertelt Evi op de website van de Universiteit Leiden. ‘Daarom ben ik ook Geschiedenis gaan studeren. Ik kom zelf uit Tilburg en het Textielmuseum is een uitgelezen plek om die interesse in de praktijk te brengen.’
Familie Driessen
Bij het Textielmuseum kunnen bezoekers zich vergapen aan de rijke historie van de textielindustrie in Nederland. Zodoende is het museum ook in het bezit van de manuscripten van de familie Driessen, die via de Leidse Katoenmaatschappij niet alleen handelde in textiel, maar het ook fabriceerde. “De familie Driessen staat erom bekend dat ze met een groot deel van de wereld heeft gehandeld, maar wat weinigen weten is dat ze ook voor Suriname produceerde”, aldus Evi.
“Zo ben ik in contact gekomen met de Surinaamse doeken. Meestal ligt de focus op de Nederlandse handel met Indonesië of Afrika, maar over de handel met Suriname is niet veel bekend. Mijn onderzoek is dan ook vooral verkennend. Waarom werd er vanuit Suriname vooral met Leiden gehandeld? Hoe is Nederland zo’n belangrijke schakel in de productie van Surinaamse klederdracht geworden?”
Verdere interesse – Koto Museum Paramaribo
Hoewel het onderzoek inmiddels is afgerond, zou Evi er graag verder aan willen werken. “Ik vind het enorm interessant dat we in Nederland stoffen produceerden voor andere culturen.”
Een van de experts waar Evi veel aan heeft gehad is Christine van Russel-Henar, eigenaresse van het Koto Museum in Paramaribo. “Ze is een gigantische hulp geweest voor dit onderzoek, maar ze kon niet alle vragen beantwoorden. En dat laat eigenlijk zien wat er nog allemaal moet gebeuren. Ik heb nu alleen gekeken naar de Leidse Katoenmaatschappij. De grootste conclusie die ik uit mijn onderzoek heb kunnen trekken is dat op het gebied van de Surinaamse doeken nog veel meer te onderzoeken valt.”