Chileense strijdkrachten plegen 11 september 1973 een staatsgreep tegen de regering van president Salvador Allende, de eerste democratisch gekozen marxistische leider in Latijns-Amerika. Allende trok zich met zijn aanhangers terug in La Moneda, het fortachtige presidentiële paleis in Santiago, dat werd omsingeld door tanks en infanterie en gebombardeerd door straaljagers van de luchtmacht.
Allende overleefde de luchtaanval, maar schoot zichzelf daarna dood toen troepen het brandende paleis bestormden. Naar verluidt gebruikte hij hiervoor een automatisch geweer dat hij als geschenk had gekregen van de Cubaanse dictator Fidel Castro.
De Amerikaanse regering en haar Central Intelligence Agency (CIA) hadden drie jaar lang gewerkt aan het aanwakkeren van een staatsgreep tegen Allende, die door de regering-Nixon werd gezien als een bedreiging voor de democratie in Chili en Latijns-Amerika.
Ironisch genoeg werd de democratisch gekozen Allende opgevolgd door de wrede dictator generaal Augusto Pinochet, die de daaropvolgende 17 jaar met ijzeren vuist over Chili regeerde.