Leonardo da Vinci’s beroemde tekening toont een man met uitgestrekte armen in een vierkant en een cirkel, suggererend dat de lichaamslengte precies gelijk is aan de spanwijdte van middelvingertop tot middelvingertop. Da Vinci baseerde deze theorie op de Romeinse architect Vetruvius, die deze verhouding als eerste ontdekte, en op zijn eigen metingen. Het middelpunt van de uitgestrekte ledematen is de navel, schreef hij.
Aan het eind van de negentiende eeuw voerden onderzoekers opnieuw metingen uit. Ze ontdekten dat bij zeker zestig procent van de normale volwassen Europese mannen de spanwijdte groter is dan de lichaamslengte. Voor vrouwen was dit ongeveer twintig procent. Dit impliceert dat de verhouding die Da Vinci beschreef niet universeel van toepassing is.
Da Vinci paste zijn metingen waarschijnlijk aan om te voldoen aan zijn ideaalbeeld.
Moderne studies, zoals vermeld in G. D. Schott’s artikel in The Lancet (1992), ondersteunen deze bevindingen. Het toont aan dat hoewel de tekening een esthetisch ideaal weergeeft, het niet noodzakelijkerwijs voor de meeste mensen geldt.