Psycholoog Lucinda spreekt een harde waarheid uit wanneer zij zegt: “De rijken zouden geld moeten eten als de armen geen voedsel zouden verschaffen.” Deze uitspraak werpt een kritisch licht op de diepe ongelijkheid in onze huidige maatschappij.
In een wereld waar rijkdom zich steeds meer concentreert in de handen van een kleine elite, zijn het vaak de arme en gemarginaliseerde gemeenschappen die de ruggengraat vormen van de voedselvoorziening. Boeren, landarbeiders en andere werknemers in de voedselindustrie werken vaak onder barre omstandigheden en tegen lage lonen om ervoor te zorgen dat er voedsel op onze tafels staat. Zonder hun onbetaalbare bijdrage zou de voedselketen instorten.
Lucinda’s woorden herinneren ons eraan dat rijkdom zonder een fundament van arbeid en productie betekenisloos is. Geld kan geen honger stillen, het kan geen gewassen laten groeien, en het kan geen dierbaren voeden. Het is de arbeid van de lagere klassen die de leefbaarheid van onze wereld waarborgt.
Ook stelt haar uitspraak een morele vraag: Is het rechtvaardig of ethisch verantwoord dat een klein aantal mensen exorbitante rijkdommen bezit terwijl een groot deel van de wereldbevolking in armoede leeft?
Deze kloof in rijkdom en welzijn moet worden aangepakt, niet alleen uit ethische overwegingen, maar ook voor het welzijn van de gehele maatschappij.