Op 24 augustus in 79 na Chr. barstte de Vesuvius uit in Zuid-Italië, na eeuwen van rust, en verwoest de welvarende Romeinse steden Pompeii en Herculaneum, waarbij duizenden mensen omkwamen.
De steden, begraven onder een dikke laag vulkanisch materiaal en modder, werden nooit herbouwd en grotendeels vergeten in de loop van de geschiedenis. In de 18e eeuw werden Pompeii en Herculaneum herontdekt en opgegraven.
De mensen in Pompeii werden op de ochtend van 25 augustus gedood toen een wolk giftig gas de stad binnenstroomde en alles wat overbleef stikte. Een stroom van rotsen en as volgde, waardoor daken en muren instortten en de doden werden begraven.
De overblijfselen van 2.000 mannen, vrouwen en kinderen werden in Pompeii gevonden. Nadat ze waren verstikt, werden hun lichamen bedekt met as die de omtrek van hun lichaam verhardde en bewaarde. Later ontbonden hun lichamen tot skeletresten, waarbij een soort gipsen mal achterbleef.