Een amateurschilder zette op 22 augustus 1911 zijn ezel neer bij Leonardo da Vinci’s Mona Lisa in het Louvre in Parijs, en ontdekt dat het meesterwerk was verdwenen.
Eerder op de dag, in misschien wel de meest schaamteloze kunstroof aller tijden, was Vincenzo Perugia het Louvre binnengelopen, had het beroemde schilderij van de muur gehaald, het onder zijn kleren verstopt en was ontsnapt.
Terwijl het hele land Frankrijk verbijsterd was, gingen er allerlei theorieën rond over wat er met het onschatbare kunstwerk zou zijn gebeurd.
Rechercheurs en detectives zochten meer dan twee jaar naar het schilderij zonder goede aanwijzingen te vinden.
Toen ontving een Italiaanse kunsthandelaar in november 1913 een brief van een man waarin stond dat de Mona Lisa zich in Florence bevond en voor een flink losgeld zou worden teruggegeven. Toen Perugia probeerde het losgeld te innen, werd hij gevangengenomen. Het schilderij was ongedeerd.