In de afgelopen dertig jaar hebben ontwikkelingshulp en internationale steun wonderen verricht in delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Levensverwachting is met 17 jaar gestegen, kindersterfte is gehalveerd, en plotseling drinkt iedereen schoon water alsof het manna uit de hemel is gekomen.
Dit alles stond in een artikel van Dagblad Suriname, maar ja, voor Suriname valt dit sprookje in duigen.
Volgens onze huissocioloog Ricardo had Suriname zelfs voor de onafhankelijkheid een begrotingstekort dat Nederland keer op keer moest aanvullen. Voor iedereen die zegt dat het vroeger beter was in Suriname: waarom zijn jullie dan naar Nederland gevlucht en niet naar Disneyland? Simpel, het was bar en boos.
Het is een fascinerend circus: voor en na de onafhankelijkheid heeft eenzelfde elitaire trapeze genootschap zichzelf verrijkt en elkaar beschermd. Het spel is simpelweg doorgegeven aan nieuwe spelers, maar de regels blijven hetzelfde: stelen totdat de kassa leeg is.
Ondanks overvloedige bauxiet, goud en olie blijft de Surinaamse burger arm. Waarom? Omdat delen blijkbaar niet in het woordenboek van de elite staat. En nog steeds stemmen de burgers elke keer op dezelfde goochelaars die hen een wortel voorhouden alsof ze een stel ezels zijn.
Volgens Ricardo blijven de burgers in een slaafse dorpsmentaliteit gevangen, compleet met oogkleppen en een gebrek aan wereldvisie. Misschien hebben ze zelfs geen paspoort? Dit zal alleen veranderen als de burger wakker wordt en beseft dat hij recht heeft op meer dan de schillen die hij nu krijgt voorgeworpen.
Kortom, ontwikkelingshulp heeft een sprookjesachtige invloed gehad op de rest van de wereld, maar Suriname blijft wachten op zijn “En ze leefden nog lang en gelukkig.” Misschien tijd voor een nieuwe schrijver?