De verdachte V.F. werd verweten samen met D.B/ op 23 maart 1.163 gram cocaïne te hebben uitgevoerd. D.B. werd op de Johan Adolf Pengelluchthaven aangehouden met de drugs in zijn onderbroek. Hij verklaarde de bolletjes niet te kunnen inslikken en daarom in zijn onderbroek te hebben bewaard. D.B. had verklaard de drugs van een Colombiaan te hebben ontvangen.
V.F. kwam in beeld, omdat hij D.B. op de luchthaven had afgezet. V.F. heeft steeds verklaard dat hij een taxirit heeft gereden voor D.B.. Bij het uitstappen liet D.B. €900 op de achterbank van het voertuig van V.F. liggen. Toen V.F. dit zag, ging hij terug naar de airport om dit geld af te geven aan D.B. en werd hierbij aangehouden op het vermoeden iets te weten van de drugs.
De advocaat van V.F., Chandra Algoe, had hoger beroep ingesteld tegen deze aanhouding en V.F. werd voorafgaand aan de behandeling door het parket in vrijheid gesteld. Vreemd genoeg werd hij wel gedagvaard voor de zitting, zonder dat er enig ander bewijs in deze zaak was. Het Openbaar Ministerie achtte de uitvoer van cocaïne bewezen en eiste een straf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bevel van gevangenneming en een geldboete van SRD 10.000 te vervangen door 3 maanden hechtenis bij niet betaling van die geldboete.
Algoe deed bij de behandeling van de zaak op 2 augustus een beroep op de nietigheid van de dagvaarding, omdat deze niet conform de wettelijke voorschriften was uitgereikt aan V.F. of zijn huisgenoten. V.F. werd openbaar gedagvaard hetgeen niet de volgorde is die de wet voorschrijft en daarnaast had de akte van uitreiking gebreken. Algoe entameerde al deze gebreken en wees erop dat de vrijwillige verschijning van V.F. de nietigheid zou hebben gedekt, echter is V.F. in het buitenland en staan de nietigheden overeind. Daarnaast wees Algoe op het gebrek aan bewijs in deze zaak.
Op 16 augustus deed de Kantonrechter uitspraak in deze zaak en stelde de advocaat in het gelijk. De dagvaarding werd nietigheid verklaard.