Tijdens een dinsdag gehouden persconferentie van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (minOWC), heeft het ministerie samen met haar verschillende directoraten een update gegeven over de studieprestaties van het schooljaar 2023-2024, onderwijsvernieuwingen en beleid.
Eerder deze week ontvingen de meeste leerlingen van leerjaar 10 hun resultaten. Directrice Helima Poese van Algemeen Vormend Onderwijs (AVO) gaf aan dat dit jaar 11.638 leerlingen hebben deelgenomen aan de toetsing voor leerjaar 10, een stijging ten opzichte van de 10.002 leerlingen van vorig jaar. Van deze leerlingen ontvingen 8.680 een advies voor academisch gericht onderwijs, terwijl 2.958 het advies kregen voor beroepsgericht onderwijs.
Minister Ori teleurgesteld in MULO-resultaten
Wat betreft de slagingsresultaten voor MULO 4, hebben 5.120 leerlingen deelgenomen, waarvan 2.505 (48,9 procent) direct geslaagd zijn en 31, 3 procent in aanmerking komen voor herkansing. Een ontwikkelingstrend is dat ongeveer 20 procent van de leerlingen wordt doorverwezen naar het beroepsonderwijs, wat vaak op weerstand van ouders stuit. “Dit jaar zien we echter dat meer ouders instemmen met de keuze voor algemeen vormend onderwijs”, aldus minister Henry Ori. De minister benadrukte het belang van het promoten van beroepsonderwijs. De minister gaf aan teleurgesteld te zijn in de MULO-resultaten en hoopt dat het slagingspercentage na de herkansingen richting de 60 procent zal stijgen.
Bij de toelatingstoetsen voor MULO 3, leerjaar 11, en MULO 4 is het slagingspercentage dit jaar 78,3 procent, met 21,7 procent afgewezen. Bij HAVO is 61,8 procent geslaagd en 38,2 procent afgewezen. De pedagogische instituten noteerden een slagingspercentage van 55 procent, dat na herkansing steeg naar 72 procent. Het Natin had een slagingspercentage van 81,3 procent. Van de 1.522 studenten die deelnamen aan het examen op de IMEAO-scholen, slaagde slechts 21,8 procent, terwijl 73,1 procent werd afgewezen. Het dropout-percentage op IMEAO is 5 procent, wat volgens directrice Poese te wijten is aan het feit dat studenten vroegtijdig beginnen te werken en hierdoor hun studie verwaarlozen. De Onderwijs-minister merkte op dat deze doelgroep nog steeds van groot belang is voor het bedrijfsleven en de overheid, ondanks de teleurstellende resultaten. Ook is er een dalende tendens in het aantal inschrijvingen.
De peilingstoetsen die in maart werden afgenomen voor leerjaar 3, 4 en 5, waren bedoeld om leerachterstanden en problemen te identificeren, zodat deze tussen maart en juli konden worden aangepakt. Leerjaar 3 en 4 presteerden goed, terwijl leerjaar 5 tot 8 meer moeite had, vooral met Nederlandse als vak. “De hogere klassen vertonen problemen die verband houden met de nasleep van de Covid-19-pandemie en de vrije doorstroming, in de lagere klassen zijn de verbeteringen al aan het normaliseren”, aldus de minister.
Het ministerie heeft nog werk te verrichten, onder andere door extra aandacht te besteden aan bepaalde scholen.
Tijdens de persconferentie werd ook aangekondigd dat nieuwe leerboeken inmiddels zijn verspreid naar 9 van de 10 districten. Leerkrachten hebben trainingen ontvangen van het CENASU, en er is een analyse gedaan naar de behoefte aan het onderwijs, waaruit blijkt dat er zowel aan fysieke begeleiding als digitale ondersteuning behoefte is. De minister benadrukte hoeveel inspanning er is gestoken in het aanpassen van de boeken naar de Surinaamse context.
SD