De regering heeft aangekondigd dat publieke functionarissen hun persoonlijke inkomsten en vermogens moeten registreren bij de Anti-Corruptie Commissie. Op het eerste gezicht lijkt dit een uitstekend idee. Transparantie en verantwoording zijn immers cruciale pijlers van een goed functionerende democratie. Echter, als we dieper graven, rijzen er enkele zorgen.
Ten eerste kan hetzelfde doel in theorie worden bereikt via de Belastingdienst. Neem bijvoorbeeld een overheidsambtenaar die in een huis van $300.000 woont, meerdere dure voertuigen bezit en zich luxeproducten zoals merkhologes en designer tassen kan veroorloven. Door simpelweg belastinggegevens te controleren, zou deze buitengewone rijkdom snel opvallen als zijnde onevenredig met het salaris van een ambtenaar.
Toch blijkt de praktijk weerbarstiger. Jarenlang heeft de Belastingdienst blijkbaar niets kunnen of willen doen tegen dergelijke discrepanties. Dit roept de vraag op of dezelfde inrichting binnen de Anti-Corruptie Commissie wel effectief zal zijn.
Een andere zorg is hoe gemakkelijk het systeem kan worden omzeild. Publieke functionarissen kunnen eigendommen en activa registreren op naam van familieleden of derden. Complexe netwerken van bedrijven kunnen worden opgezet om eigendommen te verhullen. Het simpelweg verplicht stellen van vermogensopgave zonder effectieve controlemechanismen zal weinig impact hebben.