De recente beslissing van de regering om zichzelf een 50% koopkrachtversterking toe te kennen, heeft geleid tot veel discussie en kritiek. Deze beslissing, die bij Staatsbesluit is geregeld, zorgt ervoor dat de president, vicepresident en ministers hun maandelijkse schadeloosstelling met de helft zien stijgen. De maatregel volgt op een periode waarin de toelagen sinds 1994 niet zijn aangepast, terwijl de koopkracht drastisch is gedaald. Maar is deze verhoging in overeenstemming met de maatschappelijke realiteit van de gemiddelde burger die geen vergelijkbare voordelen geniet?
Laten we de cijfers eens nader bekijken. De ministers zullen nu een koopkracht voorziening krijgen van ongeveer SRD 19.000 per maand, naast hun schadeloosstelling van circa SRD 38.000 en andere toelagen. Voor de president komt deze voorziening neer op SRD 38.000 per maand, terwijl de vicepresident met ruim SRD 33.000 per maand extra naar huis gaat. In contrast hiermee krijgen ambtenaren slechts SRD 2.500 aan koopkracht versterking, en gepensioneerden uit overheidsdienst SRD 1.800 per maand.
Dit riep bij velen de vraag op hoe de 50% verhoging zich verhoudt tot de huidige economische omstandigheden. De devaluatie van de munt en een inflatie die ooit 62% bedroeg en nu nog steeds rond de 32% schommelt, zonder enig substantiële economische groei, maken het leven voor de gemiddelde burger bijzonder moeilijk.
Terwijl de salarissen en toelagen van de topambtenaren spectaculair worden verhoogd, lijkt er weinig aandacht te zijn voor de toenemende ongelijkheden binnen de samenleving. De economisch kwetsbare bevolking, die te kampen heeft met stijgende prijzen en een onveranderde of slechts minimaal verhoogde inkomens, vindt weinig verlichting. Bovendien roept een dergelijke maatregel de vraag op of de regering het nationale belang wel op de eerste plaats zet, of toch eerder haar eigen welzijn.
De goedkeuring van de verhogingen door de Staatsraad en de nog te behandelen salarisverhoging van de rechterlijke macht in De Nationale Assemblee, benadrukt de noodzaak voor een bredere evaluatie. Het lijkt onredelijk dat in tijden van economische nood, overheidsfunctionarissen zichzelf dusdanig bevoordelen.
Deze beleidskeuze toont een schrijnende disconnectie tussen de overheid en haar burgers. Een herziening en meer evenwichtige verdeling van middelen zouden meer recht doen aan de maatschappelijke realiteit waarin de bevolking dagelijks opereert.