Hanna roept al jaren: “Er heerst een inefficiënt systeem bij de overheid, vooral ten aanzien van topambtenaren”. Deze functionarissen worden in allerlei commissies opgenomen en moeten daarnaast hun reguliere taken op hun departement uitvoeren. De vraag die Hanna terecht stelt is: hoe productief kunnen deze ambtenaren werkelijk zijn, gezien hun tonnen aan verplichtingen en verlofdagen?
Laten we de feiten onder ogen zien. Een doorsnee topambtenaar heeft recht op 18 verlofdagen en kan daarnaast 30 zieke dagen opnemen. Alsof dat nog niet genoeg is, zijn er 15 nationale vrije dagen. Minimaal twee keer per jaar gaan ze op dienstreis, waarvoor zij minimaal 18 dagen nodig hebben. Alles bij elkaar opgeteld, blijven er aanzienlijk minder productieve werkdagen over.
Stellen we dat er 250 mogelijke werkdagen in een jaar zijn (exclusief weekenden), dan trekken we de verlof- en ziekte dagen (48 dagen), de nationale vrije dagen (15 dagen), en de dienstreizen (18 dagen) af. Dat laat ons achter met ongeveer 169 effectieve werkdagen. En binnen deze dagen werken zij vaak maar effectief 5 van de 8 werkuren per dag, door vergaderingen en commissieverplichtingen.
Rekenen we deze 5 uur per dag door naar het aantal effectieve werkuren per jaar, dan komen we op een schamele 845 productieve uren. Dit terwijl een productieve werkplek uit zou moeten gaan van een 1.600-uren werkjaar. Dit betekent dat topambtenaren maar iets meer dan de helft van hun potentieel benutten.
Geen wonder dat de geleverde diensten vaak van ondermaatse kwaliteit zijn. Dit systeem, vol met oude gewoonten van inefficiëntie en onproductieve werktijd, kan nooit goed functioneren. De voortdurende overbelasting van topambtenaren leidt niet alleen tot verminderde kwaliteit van werk, maar ook tot een katalysator van frustratie en desillusie binnen de rangen. Hanna’s waarschuwingen zouden serieus genomen moeten worden om een betere productiviteit en kwaliteit van diensten te waarborgen. Het is hoog tijd voor structurele veranderingen.