Ronny Asabina, leider van de BEP-fractie in de Nationale Assemblee, vindt dat de debatten rond de ontwerpwet Geldelijke Voorzieningen voor leden en gewezen leden in het parlement nuchter, rationeel en vrij van emoties gevoerd moeten worden. “Er dient niet op oneigenlijke manier te worden ingespeeld op de emoties die er bij de bevolking leven over deze kwestie.”
Als aangevoerd wordt dat de “timing” van de behandeling van het wetsontwerp niet juist is, vindt de parlementariër dat zulks goed onderbouwd moet worden. Waar het bij de drie in het parlement in behandeling zijnde wetsontwerpen om gaat is dat de geldelijke voorzieningen van de drie staatsmachten (de rechterlijke macht, de uitvoerende macht en de wetgevende macht) met elkaar gesynchroniseerd worden.
Dat daarbij de geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van het parlement het meest in het oog springen bij de bevolking, vindt hij begrijpelijk. Het parlement is immers de vertegenwoordiger van het volk.
Gelijk trekken bezoldiging
Waar het nu tijdens de debatten in het parlement vooral om te doen is, is dat de schadeloosstelling voor leden en gewezen leden van het parlement min of meer gelijk getrokken wordt met de bezoldiging bij de rechterlijke macht. Tot nu is de schadeloosstelling voor leden en gewezen leden van de Nationale Assemblee gekoppeld aan de bezoldigingen van een directeur en onderdirecteur van een ministerie. Er zal nu dus ontkoppeling plaatsvinden. Dit brengt met zich mee, dat de huidige schadeloosstelling van leden en gewezen leden van het parlement flink omhoog zal gaan. Deze wettelijke aanpassing zal ingaan op de eerste dag van de zittingstermijn van het nieuwe parlement na de verkiezingen in mei volgend jaar.
Rechterlijke macht en regering
De geldelijke voorzieningen van leden van de rechterlijke macht dat bij Staatsbesluit is geregeld, is al ingegaan. De president van het Hof van Justitie (zittende magistratuur) en het hoofd van het Openbaar Ministerie, de procureur-generaal (staande magistratuur) krijgen een bezoldiging gelijk aan 95 procent van die van de president van Suriname. De bezoldiging reeksen van de overige, leden en plaatsvervangende leden van het Hof van Justitie en die van het Openbaar Ministerie worden ook daarvan afgeleid. Deze zaken worden nu formeel bij wet vastgesteld.
De bezoldiging van de president van het land wordt volgens het wetsontwerp vastgesteld op SRD 80.000 per maand. De bezoldiging van de vicepresident bedraagt 75 procent daarvan. De bezoldigingen van ministers en onderministers worden ook afgeleid van die van de president.
Voltijds en dubbele salarissen
Hoewel niet met zoveel woorden, toont Asabina zich wel voorstander van de aanpassing van de schadeloosstelling van leden en gewezen leden van het parlement. Dit moet volgens hem mede bezien worden met het oog op het streven om het werk van parlementariërs tot een voltijdse job te maken. Daarbij is het verboden om nevenfuncties te hebben of elders nog werkzaam te zijn en een dubbel salaris te ontvangen. Sommige gekozen Assembleeleden lopen het risico dat zij financieel zelfs er op achteruit zullen gaan, omdat ze hun andere werk waar ze veel meer verdienen moeten opgeven.
Ook het feit dat nu een landelijk evenredig kiesstelsel zal gelden, drukt zwaarder op het werk van een parlementariër. Voor kandidaat parlementariërs ligt straks met de goedkeuring van de wet de keuze of zij voltijds werkzaam willen zijn in het parlement. Bij goedkeuring van de aangepaste geldelijke voorziening voor leden en gewezen leden van het parlement, zal deze niet gelden voor het huidig parlement. Het zal gelden voor het nieuw aan te treden parlement na de aanstaande verkiezingen van mei volgend jaar.
SS