Tijdens de recente stakingen bij overheidsorganen in Suriname hebben de vakbonden voornamelijk juridische nederlagen geleden. Wanneer de regering de vakbonden voor de rechter sleept, is het vonnis meestal in het nadeel van de stakers, waarbij bepaald wordt dat ze onmiddellijk weer aan het werk moeten. Dit was recentelijk ook het geval bij een actie van de personeelsbond bij de EBS.
Dergelijke nederlagen illustreren niet alleen de voortdurende conflicten tussen vakbonden en de staat, maar ook de beperkte juridische vaardigheden en kennis binnen deze vakbonden. Deze juridische onkunde geeft aan dat de tijd van simpelweg schreeuwen en sensatie zoeken voorbij is. Vakbonden moeten nu juridisch onderbouwen waarom het gelijk aan hun kant staat, een taak waarbij velen falen.
Dit resulteert vaak in leden die misleid worden door hun eigen gebrek aan kennis, geleid door leiders die niet in staat zijn om de situatie adequaat te adresseren.
Daarnaast schuwen vakbonden het afkondigen van een stakingsparool, wellicht omdat dit zou betekenen dat de actievoerders tijdens de stakingsdagen niet worden uitbetaald. Of vakbonden een stakingskas hebben, blijft onduidelijk, en velen slagen er niet in om vakbondscontributies te innen vanwege organisatorische tekortkomingen.
Dit probleem wordt versterkt doordat leden wel willen dat hun belangen worden behartigd, maar geen contributie wensen te betalen.
Bovendien is de samenleving het staken moe en wordt het vertrouwen in vakbondsleiders ondermijnd door hun verborgen politieke agenda’s.
Hoewel de maatschappij vaak de kant kiest van de vakbonden bij algemene zaken zoals energie- en levensbehoeften verhogingen, neigt men ertoe de vakbondsleiding niet langer blindelings te volgen.
Dit markeert een belangrijk keerpunt in de relatie tussen vakbonden en hun leden, waarbij de oplossing lijkt te liggen in een meer rechtvaardige, transparante en juridisch onderbouwde benadering van arbeidsconflicten.