Er is door een persoon op social media voorspeld hoe het af zou lopen met de staking bij de EBS. De burger voorspelde dat de EBS-directie gisteren al naar de rechter zou stappen. Ze zullen aanvoeren dat de staking onrechtmatig is en dat er geen dispuut is tussen werkgever en werknemer. De rechter zal daarna binnen 24 uur iedereen terug naar het werk sturen. Wie weigert, kan dienstweigering verweten worden. Het stafpersoneel dat niet is aangesloten bij de bond zal het werk de komende drie dagen doen. Dit alles is door de kritische burger voorspeld en het is uitgekomen.
Het is de laatste tijd steeds vaker voorgekomen dat de rechter telkens een actie die gaande is, onrechtmatig verklaart en de werknemers per direct naar het werk terugstuurt. De afgelopen keren is het nooit voorgekomen dat de werkgever naar de rechter is gestapt en dat de rechter de staking niet onrechtmatig heeft verklaard. Met andere woorden, de Surinaamse rechter heeft recentelijk de werkgevers altijd in het gelijk gesteld. De rechter heeft recentelijk altijd aan de kant gestaan van de werkgever en nooit aan de kant van de bond en de werknemers. Kritische burgers beweren dat het heel moeilijk is geworden om het bij wet erkende pressiemiddel van staking toe te passen. Het middel van staking wordt toegepast tot zolang het aan de werkgevers gegund wordt aan de werknemers. De werkgever heeft het dus via de Surinaamse rechter in de hand om te bepalen hoe lang een staking mag duren.
De conclusie kan worden getrokken of dat de Surinaamse rechter niet of onder zeer uitzonderlijke omstandigheden bereid is het recht van staken te erkennen, of dat de Surinaamse vakbonden niet in staat zijn om op een correcte wijze volgens de geldende spelregels het recht van deze collectieve actie, uit te voeren. De regel schijnt in Suriname in de praktijk te zijn dat het verboden is voor werknemers om collectief het werk neer te leggen, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die overtreding of uitzondering op het verbod rechtvaardigen. Maar als we kijken naar de Grondwet van 1987, dan lezen we iets anders. We lezen dat het stakingsrecht wordt erkend behoudens de beperkingen die uit het
recht voortvloeien. Dat betekent dat middels het recht, dus bij wetgeving of middels rechtspraak, beperkingen kunnen worden opgelegd aan dit recht van de werknemers.
We hebben tijdens de spanningen die er waren rondom de vakbond van de militairen met de regering gezien dat er alleen voor militairen een verbod is neergelegd in de Surinaamse wetgeving om te staken. Bij stakingen in de ziekenhuizen hebben we altijd geconstateerd dat er behoefte is aan het aan banden leggen van dit recht, maar dat de regels in Suriname niet zo ver gaan.
De Surinaamse rechter heeft met zijn uitspraken geen grenzen aangebracht aan dit recht, maar het patroon is nu wel te zien dat elke keer wanneer werkgevers, vooral de overheid en staatsgelieerde organisaties, naar de rechter gaan, de staking onrechtmatig wordt verklaard. Zeer waarschijnlijk gaat de rechter ervan uit dat vakbonden te voorbarig grijpen naar het pressiemiddel.
In het geval van de EBS had de bond bijvoorbeeld het bedrijf een paar dagen moeten geven om het besluit tot ontslag terug te draaien. Ook zou de bond kunnen eisen om per direct met betrekking tot het ontslag op staande voet in overleg te gaan met de directie. Indien de situatie ongewijzigd zou blijven, zou de bond dan in actie kunnen gaan en zou dan de rechter misschien minder gronden hebben om deze collectieve actie onrechtmatig te verklaren. Wanneer de rechter zo een besluit neemt en de bond en zijn leden zouden persisteren, dan nemen ze twee risico’s. Ten eerste zouden de werknemers ontslagen kunnen worden, omdat er geen rechtvaardiging meer zou zijn om niet te werken. Ten tweede zou de bond als instigator van de actie, aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade die het bedrijf zou oplopen.
Al met al moeten we constateren dat het geloof in het middel van de staking enigszins is aangetast, omdat de rechter de werkgevers steeds in het gelijk heeft gesteld. Het stakingsrecht is het recht om te staken. Het vloeit voort uit de vrijheden van vereniging en vergadering. Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, een VN-verdrag uit 1967, beschermt onder andere het stakingsrecht. Het Europees Sociaal Handvest uit 1961 erkent eveneens het recht om te staken. Voor de erkenning van het stakingsrecht was deelnemen aan een staking in veel landen strafbaar.
Absoluut is het stakingsrecht niet; het moet gebeuren in overeenstemming met de wetten van het land en het kan worden beperkt op grond van overwegingen van openbare orde of onevenredige schade. Het stakingsrecht houdt ook in dat men niet gedwongen mag worden om te staken. In de Nederlandse wetgeving is het stakingsrecht niet terug te vinden, in Suriname wel. Het is gebaseerd op het Europees Sociaal Handvest. Beperking van het stakingsrecht is enkel mogelijk als het dringend noodzakelijk is, omdat de bescherming van rechten en vrijheden van anderen en de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden noodzakelijk is.
Op 19 juni 2015 heeft de Hoge Raad in Nederland uitgesproken dat twee eerdere regels niet meer gelden: een staking hoeft geen ‘laatste middel’ te zijn en hoeft niet meer tevoren te worden aangekondigd. In Suriname schijnt de Surinaamse rechter niet zo progressief te zijn in zijn denken omtrent dit recht dat toekomt aan de werknemers.