De ministers van Defensie van Suriname, Krishna Mathoera, van Binnenlandse Zaken van Guyana, Brindley Robeson Benn, en de Franse ambassadeur Nicolas de Bouillane de Lacoste, zetten 30 april hun handtekeningen onder een belangrijk document: het derde gemeenschappelijke veiligheidsmasterplan.
Dit initiatief, gericht op het bevorderen van regiospecifieke veiligheid door middel van informatie-uitwisseling, is zonder twijfel lovenswaardig gezien de gelijkaardige bedreigingen waarmee deze landen kampen. Toch brengt dit akkoord een fundamentele kwestie aan het licht die dringend aandacht verdient: de onduidelijkheid over de exacte grenzen waarbinnen dit veiligheidsplan zal opereren, met name wat betreft het omstreden Tigri-gebied.
Sinds de jaren zestig, toen Guyana het Tigri-gebied gewapend annexeerde, is er geen helderheid verschaft over de status van dit gebied binnen dergelijke veiligheidsafspraken. Elke discussie hierover lijkt te verzanden in verwijzingen naar de ‘gezamenlijke grenscommissie’, die tot op heden geen concrete resultaten heeft opgeleverd. Deze vagelijkheid dient de belangen van Guyana, die de facto controle behouden over een gebied dat historisch onder de soevereiniteit van Suriname valt, en versterkt hun aanspraken met elke dag die voorbij gaat zonder oplossing.
Echte regionale samenwerking en veiligheid kunnen niet volledig tot hun recht komen als dergelijke fundamentele grenskwesties onopgelost blijven. De stilte en gebrek aan actie van opeenvolgende Surinaamse regeringen ten aanzien van deze kwestie lijken Guyana alleen maar meer in de kaart te spelen.
Voor een daadwerkelijk effectief gemeenschappelijk veiligheidsmasterplan is transparantie, concrete actie, en vooral een duidelijke definitie en handhaving van territoriale grenzen onontbeerlijk.