In Suriname is het bouwen van een woning voor de middenklasse nagenoeg onmogelijk geworden. De inflatie en devaluatie van de munt hebben ertoe geleid dat wat ooit binnen bereik lag, nu een verre droom is. Terwijl de prijzen voor essentiële bouwmaterialenm zoals staal en cement, internationaal stijgen, zijn er lokaal geen tekenen dat deze situatie snel zal veranderen gezien de beperkte staatsinkomsten en economische groei. Met rentetarieven rond de 20% is financiering via de bank haast onhaalbaar voor gewone burgers.
De markt voor staatsvolkswoningen kan de vraag niet aan, wat de armen in een nog benardere positie drukt. Initiatieven zoals de OMO (Open Markt Operaties), die bedoeld waren om via banken kapitaal tegen lagere rentes uit te zetten, hebben niet tot de gehoopte resultaten geleid. Velen die nu een huis huren zouden technisch gezien in staat moeten zijn om een hypotheek af te lossen, maar zonder de benodigde onderpanden of grond die dit kan dekken, blijven deze opties buiten bereik.
Onder de regering Bouterse werden pogingen ondernomen om het woningtekort aan te pakken, met enig succes voor degenen met een vast inkomen. Echter, deze initiatieven zijn door de huidige regering niet voortgezet. Dit terwijl vele woningen leeg staan vanwege boedelproblemen, een issue dat Suriname volgens het Nederlands model zou kunnen oplossen.
Het verbieden van buitenlanders die het systeem omzeilen via stichtingen is nog een onaangeroerde oplossing. Het lijkt erop dat de belangen van individuen binnen het systeem zwaarder wegen dan het belang van het volk, waardoor de armen armer worden en de middenstander deel uitmaakt van de nieuwe armen.