Door de economische sancties van de VS tegen Venezuela, ervaren de kleine CARICOM-landen, waaronder Suriname, significante negatieve gevolgen. Deze sancties zijn een gevolg van Amerikaanse pogingen om haar wil in Venezuela op te leggen, onder het mom van het bevorderen van democratische vrijheden, maar met een duidelijk oog op de rijke olievoorraden van het land.
De bilaterale samenwerking tussen Suriname en Venezuela, opgebouwd onder de visie van voormalig Venezolaanse president Hugo Chavez die goedkope olie bood aan naburige staten, staat sinds president Donald Trump onder druk. Deze goedkope olie, die landen als Suriname zwaar nodig hebben om de last op hun begroting te verlichten, is door de Amerikaanse sancties niet meer toegankelijk. CARICOM-landen uiten weliswaar protest, maar dat heeft weinig effect tegenover de economische en militaire macht van de Verenigde Staten.
Venezuela’s aanbod om olie te leveren tegen prijzen die 35% onder de wereldmarktprijs liggen, wordt overschaduwd door de impliciete druk van de VS, die geen expliciet verbod uitspraken maar wel duidelijke verwachtingen scheppen van landen binnen hun invloedssfeer. De poging van de VS om Juan Guaido als president in Venezuela te plaatsen, is een voorbeeld van de mislukte interventiepolitiek.
Suriname, net als andere CARICOM-landen, bevindt zich in een lastige situatie, gevangen tussen de invloeden van de VS en de beperkte opties voor alternatieve samenwerking. De situatie toont aan hoe VS-politiek, zelfs indirect, neerkomt op een vorm van ‘soft terreur’, waarbij zij haar macht uitoefent via internationale financiële instellingen als het IMF en de Wereldbank, en kleinere staten dwingt tot conformiteit.