In een wereld waar de wet van de slimste zou moeten regeren, heeft Karel, een Nederlandse expat met een imposant cv en een loonstrookje dat de meeste stervelingen doet watertanden, een bittere pil geslikt. Zijn avontuur in Suriname bracht hem tot een confrontatie met de harde realiteit: de dynastie van het ‘onbekwaam bestuur’ regeert met ijzeren vuist over de competentiegrens heen.
Karel, wiens verstandelijke vermogens en hogere opleiding hem in theorie tot de elite van de werkwereld zouden moeten katapulteren, ontdekte de hardnekkige dominantie van, wat hij noemt, de ‘domheid’ binnen zowel het bedrijfsleven als de overheidsinstellingen. Deze minder bedeelden op het intellectuele speelveld schijnen niet alleen in Suriname, maar geleidelijk ook in Europa een sterkere positie te verwerven.
Het lijkt erop dat wanneer deze ‘intellectueel uitgedaagden’ worden aangesproken op hun tekortkomingen, zij zich onmiddellijk terugtrekken in de schulp van persoonlijke belediging.
Discussies die zouden moeten leiden tot verlichting en vooruitgang verzanden in emotionele schermutselingen waarbij rationaliteit de grote afwezige is.
Karel, die dit tableau vivant van ‘bestuurlijke brandhout’ niet langer kan aanzien, heeft besloten niet terug te keren naar zijn post. De verloren jaren, ingebed in de modder van middelmatigheid, zijn volgens hem onmogelijk in te halen. Bovendien ziet hij de politieke elite, dooraderd met een schrijnend gebrek aan talent, niet snel vervangen worden door mensen van kaliber.
Zijn conclusie is somber: het land moet het nog een tijdje doen met dit ‘brandhout’. En Karel? Die zoekt zijn heil elders, hopend op een plek waar competentie nog koning is en intellectuele leegte niet wordt verward met beleidsvoering.