In een tijd van veel spanningen rondom het overheidsbudget, is de Rekenkamer uitgekomen met zijn reguliere verslagen, nu over het dienstjaar 2023. De grondwettelijke taak van de Rekenkamer is om onderzoek te doen naar de ontvangsten en uitgaven van de regering, evenals het verrichten van rechtmatigheids- en doelmatigheidsonderzoeken.
De Rekenkamer van Suriname heeft conform de Grondwet en de Wet Rekenkamer Suriname het mandaat om controle uit te oefenen in de ruimste zin op de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de volgende instituten: alle departementen van algemeen bestuur, de districtscommissariaten en de parastatale instellingen bestaande uit naamloze vennootschappen, stichtingen, rechtspersonen sui generis, landsbedrijven en particuliere instellingen die subsidies en/of financiële bijdragen ontvangen uit ’s landskas.
Hieruit vloeit voort, dat de Rekenkamer zo onafhankelijk mogelijk dient te zijn om de financiële administratie en het functioneren van de ministeries en parastatale instellingen te toetsen. Het resultaat van de onderzoeken van de Rekenkamer wordt vervat in een verslag ten behoeve van De Nationale Assemblée en de samenleving, en wel in een zo transparant mogelijk kader.
In het verslag worden ook de rapportages over de gecontroleerde begrotingsrekeningen van ministeries en directoraten en de rechtmatigheidsonderzoeken die zijn uitgevoerd door de auditstaf. Bij het rechtmatigheidsonderzoek wordt gecontroleerd of de begrotingsrekening (BR) en/of de jaarrekening van overheidsorganisaties en parastatale instellingen zijn opgemaakt in overeenstemming met de vastgestelde begrotingswetten en voorschriften. Daarnaast wordt onderzocht of bij het innen van ontvangsten en het doen van betalingen de terzake geldende wettelijke voorschriften en besluiten van het bevoegd gezag in acht zijn genomen en of de schuldvordering van de staat niet is verjaard. Ook de processen ten aanzien van de aanvraag en uitvoering van besluiten van de regering, worden getoetst op basis van de geldende en toepasselijke wet- en regelgeving. Hoe het doelmatigheidsonderzoek plaatsvindt, wordt in het rapport niet in details vermeld in tegenstelling tot het rechtmatigheidsonderzoek.
De Rekenkamer telt 46 werknemers. Van de 77 pagina’s van het daadwerkelijk verslag worden 36, dus bijna de helft, besteed aan de capaciteit en de activiteiten van de Rekenkamer en niet wat de Rekenkamer uit haar werk heeft kunnen constateren. Dat is een zwak punt van het verslag.
De Rekenkamer heeft de helft van de ‘tijd’ besteed aan het introduceren van zichzelf en aan zichzelf. Verder zijn 23 pagina’s besteed aan bijlagen die belangrijk zijn voor verificatie.
De Rekenkamer heeft onderzocht de Bureaus voor Burgerzaken (BvB’s). Daar zijn onderzocht de richtlijnen met betrekking tot de inning en de afdracht van leges. Deze zijn niet voldoende nageleefd in de periode september-oktober 2023. Hierdoor komt de rechtmatigheid van de inning en de afdracht van leges bij het CBB in gedrang.
Ten tweede is onderzocht het directoraat HRM van BiZa. Dit directoraat heeft zich niet volledig gehouden aan de geldende wet- en regelgeving. Verder zijn bepaalde fasen van de werkprocedures in het dienstjaar 2022 ook niet correct uitgevoerd. Het risico tot onrechtmatig uitgekeerde vergoedingen is verhoogd door een aantal zaken zoals het zich niet te houden aan wet- en regelgeving van onder meer, geen schriftelijke machtiging tot overwerk, de onduidelijkheid omtrent toestemming voor het overschrijden van de 15 uur per week en 30 uur per maand.
Ook gebeurde dit door geen vermelding van de maaltijdvergoeding in een beschikking. Door het ontbreken van een afdeling IC vindt er geen controle plaats.
Ook is geconcludeerd dat de aangepaste maximaal te verrichten uren aan overwerk voor de verschillende korpsen van het ministerie van JusPol niet is vastgelegd in een wet of besluit, maar slechts middels interne instructies per brief door de toenmalige minister in januari 2017 doorgegeven aan de desbetreffende korpsen. Sinds de uitbraak van de Covid-19 pandemie worden deze instructies niet meer nageleefd en er is sprake van een overschrijding van het maximumaantal uren dat toen werd vastgesteld middels de eerder genoemde instructies. Hierbij wordt de maandplanning voor meeruren (overuren) steeds door de minister goedgekeurd, waarbij er geen nieuwe instructies of regelgeving zijn vastgesteld ten aanzien van het maximaal aantal uren dat vergoed mag worden aan overwerk.
De administratie van de overwerkdocumenten geschiedt niet nauwkeurig waardoor documenten niet met elkaar afstemmen. De administratie (repressielijst) wordt niet accuraat bijgehouden op de verschillende brandweerkazernes.
Wij vinden dat het rapport van de Rekenkamer te summier, oppervlakkig en een zeer smalle reikwijdte heeft. Er zijn maar onderzoeken gedaan bij 3 entiteiten van de overheid en dat is bij een heel jaar voltijds werken door 46 personen zeer weinig. De Rekenkamer is niet productief en waarschijnlijk bang om lastige conclusies te trekken tegen de eigen broodheer.
We zullen bij elk verslag de voormalige voorzitter van de Rekenkamer, Hans Prade, memoreren. Hij is het laatste voorbeeld van een voorzitter die geen blad voor zijn mond nam. Daardoor verrichtte hij de samenleving en de democratie en de rechtsstaat een dienst, maar maakte hij zich impopulair bij de regering die er niet voor schroomde hem te kortwieken.
Prade verliet met opgeheven hoofd de Rekenkamer en uiteindelijk ook zijn geboorteland. Zoveel ruggengraat hebben we daarna niet meer gezien. Deze summiere oppervlakkige verslagen zijn er om de politiek een gunst te doen en moeten we stellen dat de Rekenkamer in een land dat zwaar te lijden heeft aan corruptie, steeds haar recht van bestaan verkwanselt. De Rekenkamer is nu in onze democratie geen toegevoegde waarde, net als NIMOS. Alle twee hebben ze hetzelfde probleem: regeringen naar de mond praten.