Stel je voor: Suriname staat bij het economische schoolbord, stralend over het net behalen van het IMF-eindexamen. Applaus en schouderklopjes alom. Maar, de inkt van die prachtige cijfers is nog niet droog, of de realisatie dringt door – is er überhaupt een lesplan voor wat hierna komt?
Als politiek analist, gekenmerkt door het typisch optimistische sarcasme, is mijn diagnose: patiënt Suriname heeft de medische kuur doorstaan, maar loopt op doktersvoorschrift direct de jungle in zonder kaart. De economie is als een gedemonteerde bromfiets, waarvan de onderdelen glimmend opgepoetst zijn, maar niemand lijkt te weten hoe het weer een voertuig moet worden.
We snijden in onze eigen vingers, verkleinen de economie en de gewone burger voelt zich alsof hij verbannen is naar het verre achterland van hoop en vooruitzichten. Politici daarentegen schijnen een geheim recept voor welvaart te hebben, waarschijnlijk geschreven in een onleesbare taal, en verlicht door het dwaallichtje van hun eigenhalige tevredenheid.
En ja, er zullen geruchten zijn van olie – dat zwarte goud dat onze reddingsboei moet wezen. Maar laten we eerlijk wezen, de kans dat we daarop drijven voordat we collectief naar adem happen, is zo klein als de lettertjes op de IMF-akkoorden.
Dus daar staan we dan, het volk vals gerustgesteld op een stuk drijfhout, turend in de duisternis, wachtend op een wonder. Ach, zolang er maar oliebollen zijn in die tunnel, toch?
Antonius Pinas