Als Imraan nog een keer aan de startlijn van het leven kon verschijnen, wil hij geen saaie kantoorklerk zijn. “Vergeet Imraan, de bedeesde boekhouder,” grapt hij, “laat mij herboren worden als Pablo El Chapo, de knipoog-koning van het criminele rijk!”
Waar je in zijn land met een witte kraag en spectaculaire oplichting op handen wordt gedragen, blijven de eerlijken verdrinken in de zee van de middelmatigheid. “Ik zwem tegen de stroom van integriteit in”, zucht hij melodramatisch, “en eindig als een verdronken guppy van goede bedoelingen!”
Dus in de soundtrack van zijn toekomstige leven, al springend van de ene spannende scène naar de andere, beraamt Imraan zijn grote terugkeer. “Misschien, net misschien, komt er dus een dag dat mijn visitekaartje ‘Pablo El Chapo, specialist in avontuur en alternatieve financiën’ zal lezen”, mijmert hij met een speelse twinkeling in zijn ogen.
Voor nu schikt hij zich in zijn lot van de fatsoenlijke familiepatriarch, maar pas op, want onder dat zorgvuldig gekamde kapsel droomt hij van geldzakken en ongrijpbare ontsnappingen. Tot die tijd hoopt hij op een wedergeboorte gekleurd met de tinten van narigheid en nachtleven. “Eén leven is maar saai”, concludeert Imraan, “maar als Pablo El Chapo… jongen, wat een festijn!”
Dus prevelt hij tot het slapen gaan zijn gebeden tot de god van tweede kansen, in de hoop op een nieuw begin als een lachende schelm.